109 Historisch-Geographisches Kartenwerk. Britische Inseln, Frankreich, Belgien, Nieder lande, Luxemburg. Wirtschaftshistorische Entwicklung. 191 Karten auf 28 Blättern. Unter Leitung von Prof. Dr h.c. Edgar Lehmann, bearbeitet von Dipl.-Geogr. Wolfgang Schmeer, Dr Rudi Ogrissek, Dr Hildegard Weisse. Tekst (53 S.) en kaarten (28 bl.) in omslag, 41 X 28 cm. i960, Verlag Enzyklopädie, Leipzig. DM 150,—. De uitgave is a.h.w. een meer wetenschappelijk vervolg op, of aanhangsel tot, de Weltatlas, Die Staaten der Erde und ihre Wirtschaft, onder gelijke leiding in 1958 bij dezelfde uitgever ver sehenen, in een wat kleiner formaat. Dit laatste geeft de onderscheiden aard reeds aan; de Welt atlas kan de particulier in zijn kast hebben, het Kartenwerk niet; dit is meer een objekt voor een instituut of bibliotheek. Het eerste kaartblad is de 'Physis', 1 6 000 000. Daarna de Britse Eilanden, 8 bladen: schaal dikwijls rond de 1 5 000 000, want er zijn steeds meerdere kaartjes of kartons op een blad. Frank- rijk krijgt 00k 8 bladen, waarvan een een dubbelblad is, waar men zes fazen der ekonomische ge- schiedenis op een blad, 6 X 1 6 000 000, afgebeeld ziet. Belgie, Nederland en Luxemburg krijgen 00k 8 bladen, waarbij de schaal voor de samenvattende kaartjes 1 3 000 000 kan zijn. Een blad Visserij en twee bladen Koloniale Problemen besluiten het geheel. Die koloniale Problemen zijn uiteraard slechts enkele grepen, welker keus bepaald is door het beschikbaar-zijn van materiaal. Deze laatste, incidentele, faktor doet zieh uiteraard in het gehele werk gelden. De auteurs leggen trouwens van hun materiaal, van hun keuze en werkwijze volledige verantwoording af in het tekstdeel, dat brennen- en literatuurgegevens bevat, met indices van zaken en namen, en verklä rende, rechtvaardigende, toelichtingen. Opmerkelijk hierbij is de grote plaats die de methodologie der historische geografie en kartografie inneemt. De bewerkers voelden zieh telkens gesteld voor de vraag, wat nog wel, wat net niet meer in een kaartbeeld vervat kon worden; en ze leggen daar- van rekenschap af. Hierom is het de moeite waard het Kartenwerk in te zien voor elkeen die zieh voor een soortgelijke taak ziet gesteld. Nederland c.s. is bewerkt door Dr Ogrissek, die zieh daartoe körte tijd in ons land heeft opge- houden en met ijver materiaal heeft verzameld. Niet veel van hetgeen dienstig kon zijn is hem ontgaan; in de keus van het verwerkbare heeft hij, geleid uiteraard door richtlijnen van Prof. Lehmann, een gelukkige hand gehad. Natuurlijk zijn de misverstanden waaraan de buitenlandse bewerker bloot Staat niet geheel weggebleven. Op bl. 18 b.v. ziet men katoenindustrie in Diepen- veen: Deventer zal bedoeld zijn. En „Steinbruch" te Bemmel in de Betuwe; wat zal het moeten zijn: baksteenindustrie, ofwel een verwisseling met Bemelen? We willen niet naar verdere foutjes zoeken: het zijn er niet veel. Over het algemeen is het gebodene betrouwbaar; het is overvloedig, kritisch geschift, samengevat in een kompakt verband zoals men nergens vindt, boeiend en smaak- vol aangeboden; in alle opzichten verantwoord. In de tekst wordt over sociaal-historische ver- schijnselen soms gesproken op een wijze die de lezer-van-elders kan verrassen; maar, voorzover wij konden nagaan, nergens op onverantwoorde wijze. Wij vinden dit een zeer goede en mooie uitgave en hopen, dat het werk (dat zieh niet aankon- digt als een 'deel') vervolgd zal worden. S. J. Fockema Andreae

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1961 | | pagina 19