101
werken die uit vele bladen bestaan, zoals b.v. Nederland 1 50 000 met 111 halve bladen
waarop enige honderdtallen verschillende kleuren voorkomen.
Een ander punt waaraan bij uitbreiding van het kleurenpalet de nodige aandacht zal
moeten worden besteed is de regelmatigheid van de inkttoevoer over de breedte. Afwij-
kingen moeten tijdens het drukken gemakkelijker met het oog of zo nodig met meet-
apparatuur geconstateerd kunnen worden. Hoewel de tegenwoordige kleurenschaal rede-
lijk aan onze behoeften van thans voldoet is het toch gewenst om na te gaan hoe deze
verbeterd en zo nodig uitgebreid kan worden. Daarbij moeten we er voor zorgen, dat de
zuiverheid van de drie samenstellende kleuren verhoogd wordt en dat de daaruit ver-
kregen tinten voor het oog zo regelmatig mogelijk over de schaal verdeeld zijn. Over
een dergelijke „uniform tridimensional color scale" merkt Judd (1952) het volgende
op: „Unfortunately scores of attempts have so far not succeeded in developing such a
scale .They have, on the contrary, supported a somewhat dismaying suspicion that a
strictly uniform tridimensional color scale cannot possibly be developed". Maar ook:
„These attempts have, however, indicated that at least a good approximation to ideally
uniform color spacing is possible". Voor een dergelijke benadering zouden bekend
moeten zijn:
le het ideale verloop van de Sterke (dekking) van wit naar de volle kleur voor geel,
rood en blauw,
2e de wij zigingen die dit ideale verloop ondergaat bij combinatie van een kleur met
een of twee andere kleuren in oplopende sterkten,
3e in hoeveel trappen deze kleurverlopen bij ieder der drie kleuren verdeeld zouden
moeten worden (gelijke of ongelijke aantallen) alsmede de beste benadering hier-
voor in verband met het gewenste aantal combinaties,
4e de afwijkingen die bij het drukken optreden, zowel bij de kleuren afzonderlijk als
bij het combineren daarvan en de correcties die in de dekkingspercentages van de
rasters daarvoor aangebracht moeten worden.
Bij een nadere beschouwing blijkt het volgende:
Om op het oog de indruk van een regelmatige verdeling te maken, mögen de opeen-
volgende trappen (eigenlijk: treden steps Stufen) van een kleuren- of grijsschaal
niet een lineair sterkte- of dekkingsverloop hebben (fig. 3, rechte lijnen Ar), maar moet
dit verloop progressief zijn (Ostawld, fig. 3, krommen Os). Het merkwaardige is nu,
dat de zeer bekende schaal van Munsell (fig. 3, krommen oM en Mr) enerzijds en
de, voor de kaarten van de Amerikaanse luchtmacht ontwikkelde, „analytische" schaal
anderzijds (ACIC 1958; fig. 3, krommen An) hiervoor oplossingen geven die diame-
traal tegenover elkaar staan. De eerste verloopt progressief vanuit zwart of volle kleur
naar wit, de tweede doet het omgekeerde. Het verschil is zo groot, dat kleinere verschil-
len, zoals die tussen de originele Munsell, de Munsell renotation en de lijn van
Ostwald daarbij vergeleken volkomen in het niet vallen. Dit lijkt mij een moeilijkheid
voor de opstelling van de gewenste kleurenschaal. Wanneer de kleuren-theoretici tot
overeenstemming zouden kunnen komen en zouden kunnen opgeven welk aandeel de
drie grondkleuren daarin theoretisch moeten hebben, dan zou dit door een research-
afdeling op grafisch gebied verder uitgewerkt kunnen worden i.v.m. de reeds genoemde
afwijkingen die aan het drukprocede inherent zijn. De vraag is dus eigenlijk of het
beschikbaar hebben van een dergelijke kleuren-palet voor de grafische industrie in haar
geheel van voldoende belang is, om een dergelijk onderzoek te rechtvaardigen.
Zonder het juiste verloop te kennen, kan men toch wel voorspellen, dat bij een der
gelijke ideale kleurenschaal een groot aantal rasters met onderling weinig verschillende
dekkingen toegepast moet worden. Het vervaardigen van deze rasters, een eenmalig