212 Kaart van Amsterdam en omgeving. 1 50 000 Nieuwe Wandkaart van Nederland. Afdeling Landmeten en Kartografie van de Dienst der Publieke Werken van de Gemeente Am sterdam, i960. 90 x 60 cm. De planologie bij de provinciale en stedelijke diensten heeft vaak behoefte aan topografische kaarten waarop in kleuren allerlei objecten ingetekend kunnen worden. De zgn. grijsdrukken van de Nederlandse topografische kaart 1 50 000 voldoen niet altijd aan de eisen die men voor een ondergrond stelt: de grote hoeveelheid details, zoals sloten en namen, doen voor dit speciale doel geen goed aan de ondergrond. De Dienst der Publieke Werken van de stad Amsterdam vervaar- digde dus zelf een basiskaart, afgestemd op eigen behoeften en strekte het territorium waarmee de dienst in de meest ruime zin te maken kan krijgen uit tot de plaatsen Purmerend, Heemskerk, Lisse, Uithoorn, Naarden. Aldus werd een voortreffelijk beeld verkregen van de geografische lig- ging van de hoofdstad ten opzichte van haar omgeving. De kaart is in de kleuren bruingrijs en lichtblauw gedrukt. Er is geen perceelstructuur aange- geven maar wel een volledig beeld van de bebouwing, hoewel deze laatste in de stedelijke gebieden en de dorpskernen gegeneraliseerd is. Behalve de namen van de woonkernen en van enkele wateren komt er geen beschrijving op de kaart voor. Om de kaart zo leeg mogelijk te houden is er geen signatuur voor begroeiing en grondgebruik aangebracht. De wegen zijn niet gekleurd, de woonker nen zijn met grijsbruine kleurvlakken aangegeven. Op deze wijze werd een aesthetisch fraaie com- positie verkregen waarvan rust uitgaat. Hetgeen de primaire bedoeling bij het ontwerpen van deze kaart geweest zal zijn. Er zal waarschijnlijk ook buiten de diensten van de stedelijke overheid wel belangstelling voor dit goede kaartblad bestaan. C. K. Zevende druk, herzien door K. Zeeman. 1 200 000. Bladspiegel 161 x 185 cm, kaartspiegel 145,5 x 165,6 cm, lijstbreedte 3 cm. Cartografisch Instituut J. B. Wolters. Zonder jaartal (1961). J. B. Wolters' Uitgeversmaatschappij N.V., Groningen. Een goede, zeer mooie en duidelijke kaart geschikt voor het M.O. en V.H.O.; ook op kweek- scholen, leraarscursussen en universiteiten zou zij onder de leermiddelen geen siecht figuur slaan. Ofschoon een zevende druk het bewijs is, dat de kaart bij het onderwijs haar weg al heeft ge- vonden, lijkt het mij wenselijk toch op enige details nader in te gaan. Het is een geologische kaart, waarbij het kwartair onderverdeeld is in de volgende 'grondsoor- ten': zand, zee- en rivierklei, laag- en moerasveen, hoogveen, afgegraven hoogveen (dalgrond), beek- bezinkine en löss. Het tertiair, secundair en primair moeten het zonder een dergelijke onderverdeling doen. De kleur van de zee- en rivierklei doet denken aan de kaarten in de atlas van Nederland van Beekman. Jammer, dat de historisch-geologische grondsoorten-onderscheiding bij de rijks- grenzen ophoudt en de auteur niet het voorbeeld van R. Schuiling heeft gevolgd op diens Wand kaart van Nederlandgetekend door L. de Boer, uit de jaren van omstreeks 1910 en van de kaart 12 in de Bos' atlas, 40e druk, 1959. De zee vertoont vier tinten blauw; de platen in het zuidwesten en de waardgronden in het noorden en de daartussen en daarin liggende diepe geulen zijn goed te onderscheiden. Bij de wa teren op het land is onderscheid gemaakt tussen afgesloten wateren, (Beekman zou zeggen „wa teren die niet in open verbinding met de zee of met open rivieren staan") groen gekleurd, en niet afgesloten wateren („alle wateren, die met de zee in open verbinding staan") in blauw. Zou het dan niet logisch zijn de meren niet alleen een groene oeverlijn te geven, wat op enige afstand niet te zien is, maar geheel groen te kleuren, als behorende tot de afgesloten wateren? Daardoor zou b.v. Friesland's boezem beter spreken. Nu krijgt men de indruk, dat die meren iets aparts zijn. En moet dan ook niet het Veluwemeer en zelfs het IJsselmeer en de Gelderse IJssel de groene kleur krijgen? Wij zitten nog te veel vastgeroest aan de oude toestand en vergeten de kaart met de verandering in de waterstaatkundige toestand in overeenstemming te brengen, als we tenminste aan het bovengenoemde onderscheid willen blijven vasthouden. Ik denk ook aan de ge- volgen van de uitvoering (Veerse Gat, Zandkreek, Brielse Maasboezem) en de voltooiing van het Deltaplan. Dat zieh daarbij moeilijkheden zullen voordoen en men van mening verschillen zal leert nu reeds de 'kleuring' van de Maas met haar vaste stuwen (met sluizen) in Belgie en met beweegbare stuwen (en sluizen) in Nederland op verschillende kaarten. Of zal men, tenminste in onze schoolatlassen en op onze wandkaarten in de toekomst afzien van het genoemde onderscheid en zieh beperken tot een voorbeeld zoals op blz. 13 van Bos' of op blad 29 van Meulenhojf's atlasl Of waarom niet een voor het onderwijs goed gegeneraliseerde wandkaart van de waterhuishouding van geheel Nederland op dezelfde schaal als de onderhavige kaart? De dijken zijn, in tegenstelling

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1961 | | pagina 14