321
A B C D
Fig. 13. A: Relief in geplooide lagen (Franse Jura 1 20 000). B: ldem op kleine schaal (Zwitser-
land 1:500 000). C: Relief met breuk (Frankrijk 1:200 000). D: Kalksteen-relief (Franse Jura
1 50 000).
A: Topography in folded area (French Jura Mts. 1 20 000). B: The same on small scale (Switzer-
land 1:500 000). C: Fault topography (France 1:200 000). D: Limestone topography (France
1 50 000).
b. lnvloed van de ondergrond
Elk gesteente heeft 2ijn eigen erosievormen. Sommige gesteenten (resistente kalk-
steen of zandsteen) bieden veel weerstand aan de erosie en geven steile hellingen, an
dere (bv. zachte kleigesteenten) geven flauwe hellingen. De ligging van de resistente
lagen bepaalt daarom in hoge mate het karakter van het relief en kan het hierboven
gegeven beeld, dat alleen voor homogene gesteenten geldt, grondig wijzigen.
Een horizontale resistente laag geeft, als deze hoog ligt, een vlak plateau met steile
wanden, die naar beneden, in de onderliggende zachtere gesteenten, geleidelijk flauwer
worden (fig. 12 A en B).
Een zwak hellende resistente laag veroorzaakt een sterk asymmetrische rüg. Aan de
ene kant is de laag afgebroken en geeft hier dezelfde scherpe steilte als in het vorige
geval (zg. cuesta). Aan de andere kant volgt de oppervlakte de flauw hellende boven-
kant van de laag; het is als het wäre een gekanteld plateau, waar enkele afstromende ri-
viertjes zieh in ingesneden kunnen hebben. Fig. 12 C geeft op grote schaal twee van
deze cuesta's boven elkaar. Zeer grote cuesta's, die zieh over honderden km uitstrekken,
typeren het relief van NW-Frankrijk, Zuid- en Oost-Engeland (fig. 12 D) en Zuid-
Duitsland.
Zijn de gesteentelagen geplooid dan kunnen resistente lagen steil of zelfs vertikaal
staan. Deze geven dan een rüg die precies de richting van de gesteentelaag volgt, waar-
bij de hoogtelijnen aan weerskanten over zekere afstand evenwijdig aan elkaar lopen,
slechts zelden door dalletjes onderbroken. Een dergelijk door geplooide harde lagen
beheerst relief wijkt dus heel sterk af van het patroon in homogeen gesteente. Fig.
13 A geeft een voorbeeld op grote schaal, fig. 13 B op kleine schaal, beide uit het
Jura-gebergte.
Een breuk, waarlangs een deel van een gebergte omhoog gerezen is, kan in het terrein
een rechtlijnige steile wand geven. In fig. 13 C ziet men links het opgeheven gedeelte,
rechts, aan de voet van de wand, het achtergebleven lagere deel. Daar de breuklijn een
zwakte-zone is, wordt deze vaak door riviertjes gevolgd, die daardoor alle in elkaars
verlengde liggen (zie stippellijn). Grote breuken zijn nog op kaarten op zeer kleine
schalen te herkennen, zoals bv. de beide breuken die de Bovenrijnse laagvlakte be-
grenzen.