Reliefvormen, ontstaan bij erosie door ijs (gletschers of landijs) zijn op de kaart ge-
makkelijk te herkennen door de in dwarsdoorsnee U-vormige dalen, die bovenaan in
een bijna cirkelvormige kom, een soort amfitheater, beginnen. De tussengelegen scherpe
toppen worden vaak door dergelijke cirkelvormige kommen begrensd, waardoor hun
vorm in het kaartbeeld vaak een driehoek of ruit is met enigszins ingedeukte zijden
(fig. 15 A). Ook deze vormen blijven bij generalisatie nog goed zichtbaar (fig. 15 B).
De kommen en U-vormige dalen waarin vroeger gletschers hebben gelegen bevatten
vaak meren, waardoor ze gemakkelijk op een kaart zijn te herkennen.
d. Reliefvormen in laagland
De tot nu toe behandelde reliefvormen zijn vooral het gevolg van de afbrekende wer-
king door regen, rivieren of ijs. In laaglanden worden de afbraakproducten (grind,
zand, klei) voor een deel weer afgezet, zodat hier de reliefvormen door accumulatie
overwegen, die meestal slechts een zwak relief vertonen.
In aansluiting op de afbraakvormen door ijs volgen hier eerst een paar voorbeelden
van accumulatievormen van ijs, de morenes. Het afsmelten van ijs gebeurt onregelmatig
zodat in een morene nog een tijdlang ge'fsoleerde stukken ijs overblijven die na af
smelten onregelmatige kommen achterlaten, gevuld door een meertje (fig. 15 C). Bij
generalisatie blijft van deze kleine vormen niet veel meer te zien, maar grote eind-
morenen, die als een wal een vroegere gletschertong hebben omgeven, zijn ook op klei
ne schaal nog weer te geven. In fig. 15 D is de rand van de vroegere gletscher door
een stippellijn aangegeven. De kom waarin het ijs lag wordt thans vaak ingenomen door
een meer; in onze figuur zijn er slechts twee kleine meertjes, maar op dezelfde wijze
zijn ook de grote meren aan de Alpenrand ontstaan.
Tot de glaciale vormen behoren ook de stuwwallen in Nederland, zoals de Utrechtse
heuvelrug en de Veluwe, die eveneens als guirlandes rondom de rand van het landijs
lagen. Het verschil met morenes is dat hier de reeds eerder aanwezige zand- en grind
lagen door de druk van het ijs tot wallen zijn opgestuwd.
Rivieren, die in een steil dal afbraakmateriaal (grind en zand) transporteren, laten
dit bezinken zodra zij in een vlak gebied komen en daar langzamer gaan strömen. Aan
323
A B C D
Fig. 15. A: Glaciale erosie (Montana 1:125 000). B: Idem, gegeneraliseerd (Zwitserland
1:500 000). C: Onregelmatig relief in morene (Minnesota 1:62 500). D: Eindmorene
(Noord-Italie 1 1 000 000).
A: Glacial erosion (Montana 1:125 000). B: The sarae, generalized (Switzerland 1; 500 000).
C: Moraine topography (Minnesota 1:62 500). D: Terminal moraine (Northern Italy
1 1 000 000).