315
<f
vloedig vooral op de Duitse Messtischblätter op 1 25 000, wat het bezwaar meebrengt
dat de gebruiker dan onwillekeurig de indruk krijgt van een te steile helling, ook al
weet hij beter doordat de tussenhoogtelijnen van de normale zijn te onderscheiden (fig.
6 A). Hoe nodig echter een tussenhoogtelijn kan zijn blijkt uit fig. 6 B waar men ab-
soluut niet kan zien in welk van de twee dalletjes van de bovenste hoogtelijn het dalletje
van de onderste hoogtelijn zijn voortzetting vindt.
2. Hoogtelijnen bij kaarten op kleinere schalen
Bij gebruik van kleinere schalen moet de interval (equidistantie) van de hoogtelijnen
noodzakelijk worden vergroot en daardoor hun aantal worden verminderd daar ze an
ders te dicht op elkaar komen te liggen of samenvallen. Daarmee gaat ook het karakter
veranderen. Een kleine steile helling die maar door een paar hoogtelijnen wordt weer-
gegeven, verdwijnt uit de kaart zodra er op die plaats, door het wegvallen van de ove-
jf
s
A B C D
Fig. 5. A, C: Relief komt niet goed tot uitdrukking in de gegeven hoogtelijnen; Ned. topografische
kaart 1 100 000, (A: bij Vries, C: bij Oldemarkt). B, D: Dezelfde gebieden met tussengevoegde
hoogtelijn.
A, C: Relief badly shown by given contours (Netherlands map 1 100 000). B, D: The same areas
with supplemental contour.
A B C D
Fig. 6. A: Overvloedig gebruik van tussenhoogtelijnen; Messtischblatt 1 25 000. B: Verloop der
dalen onzeker door ontbreken van tussenhoogtelijnen (Frankrijk 1 50 000). C, D: Bij generalisatie
blijven alleen de dik getrokken hoogtelijnen over, waardoor verschil tussen steile helling in C en
flauwe helling in D (Frankrijk 1 20 000) verdwijnt.
A: Abundance of supplemental contours on German Messtischblatt 1 25 000. B: Course of Valley
uncertain through absence of supplemental contour (France 1:50 000). C, D: By omitting four
out of every five contours, the escarpment in C cannot be distinguished from the gentle slope in D.