436
afstand van 5 km genomen; een minimum wordt niet genoemd. In de toelichting geeft de auteur
verder uitvoerige beschouwingen en een literatuur-bespreking over reliefenergie en de kartogra-
fische weergave daarvan (evenals tevoren reeds in Pet. Mitt. 1952), in mindere mate Over de mor-
fografie.
De zwarte opdruk geeft, zoals gezegd, door arceringen in de eerste plaats een globale aanduiding
van het gesteente en het plooiingstype. Door deze arcering telkens even te onderbreken zijn hierin
Iosse symbooltjes verspreid die het morfologische karakter (bv. „Kuppen", „wellige Platten" etc.)
moeten weergeven. Voor een deel zijn deze niet gelocaliseerd, d.w.z. willekeurig geplaatst waarbij
ze dus het relief in de wijdere omgeving daarvan karakteriseren. Dat dit hierdoor duidelijk tot
uiting komt kan men niet zeggen, men moet de symbooltjes stuk voor stuk met elkaar vergelijken.
Duidelijker zijn de gelocaliseerde Symbolen voor individuele vormen (breukranden, cuestaranden,
kämmen, vulkanen, etc.). De kaart is uitdrukkelijk morfografisch en geeft geen morfologische in-
terpretatie (erosiecycli), in tegenstelling tot bv. de kaart van Marg. Lefevre in de Atlas van
Belgie.
De kaart was oorspronkelijk bedoeld als blad voor de gestaakte Atlas des deutschen Lebensrau-
mes op 1 3 miljoen, maar is nu afzonderlijk op grotere schaal en met gewijzigde bladomtrek uit-
gegeven, kartografisch bewerkt door het bekende instituut van Haack (voortzetting van Perthes),
de kartografische bewerker is L. Siegner.
Samenvattend kan men zeggen dat dit werk methodologisch en kartografisch een prestatie is door
de grote verscheidenheid van wat op een enkel kaartblad wordt weergegeven. Zij zal vooral van
nut zijn als overzicht bij regionale geografische studies over een groter gebied. Persoonlijk zou ik
evenwel de voorkeur gegeven hebben aan een sterkere accentuering door kleuren van het morfo-
grafische karakter, waarbij de reliefenergie dan door kleur-intensiteiten weergegeven kan worden.
Ik hoop later nog eens in de gelegenheid te zijn op de methodiek van morfologische en morfogra-
fische kaarten terug te komen. K. J- Pannekoek
Nachrichten aus dem Karten- und Vermessungswesen. Reihe 1.
Deutsche Beiträge und Informationen. Verlag des Instituts für Angewandte Geodäsie. Frank
furt a.M..
No. 16, 70 pp. met 13 afzonderlijke bijlagen, i960 is vooral van belang voor degenen, die de
tegenwoordig zogenaamde 'praktische' kartografie beoefenen: F. Bf.blo, Probleme beim Nachdruck
von Landkarten, pp. 5-12. De schrijver behandelt hierin hoe van een veelkleurige kaart, waarvan
de originele basiskaarten, hetzij op steen, op papier of op een meer moderne tekeningdrager ver
loren zijn gegaan, opnieuw basiskaarten kunnen worden vervaardigd. Geheel opgelost is dit vraag-
stuk nog niet. In dit opstel komt ook weer de methode Ullman ter sprake, welke ik in dit tijdschrift
op p. 210 van i960 aanhaalde; in Amerika is deze bekend onder de naam Her-Sol-Process. Het
onderzoek van deze methode is nog in volle gang; over de verkregen resultaten zullen geregeld
mededelingen in de 'Nachrichten' verschijnen. Met nadruk wijst de schrijver op de door hem ge-
bezigde literatuur, 12 nummers.
Een tweede opstel. Klebstoffprobleme in der Landkartentechnik unter Berücksichtigung der
Kunststoffe und der physikalischen Chemie, met 7 fig. en 4 tabellen, pp. 13-58 is van de hand
van H. Mühle. Een onderwerp dat, zoals de schrijver zegt, in verband met de steeds groter wor
dende betekenis van kunststoffen bij de kaartvervaardiging, voor iedere kartograaf van belang is.
Een inhoudsopgave van 3 pp. gaat aan het opstel vooraf; aan het slot vindt men een literatuur-
opgave van 38 nummers en nog een lijst van 17 nummers, welke eveneens werden gebruikt.
In de lijst van de aanwinsten van het kaartenarchief en de bibliotheek van het Institut für An
gewandte Geodäsie, de uitgever van de 'Nachrichten', welke de aflevering afsluit, is nu bij vele
nummers het jaar van verschijnen gegeven.
No. 17, 102 pp. met 2 afbeeldingen en 29 tabellen, 1960, omvat geheel het vervolg van
het in No. 16 begonnen opstel van H. Mühle, met een aanvullende Iiteratuurlijst, de nummers
39 t/m 53.
In No. 18 brengt H. Mühle het slot van zijn in No. 16 begonnen en in No. 17 voortgezet opstel
over: Klebstoffe in der Landkartentechnik unter Berücksichtigung der Kunststoffe und der physika
lischen Chemie, pp.5-65, met 10 afbeeldingen, 1 tabel en een vervolg op zijn Iiteratuurlijst.
F. Beblo geeft een verslag van de proeven bij het Institut aangaande: Landkartendruck auf
Textilien und synthetisches Papier, pp. 65-75 met een kaartfragment, de omgeving van München,
een offsetdruk op synthetisch papier; dit laatste is vervaardigd door de firma Carl Freudenberg
(Viledon-Werk) Weinheim/Bergstraße een 17 km ten noorden van Heidelberg. De druk is uit-
stekend, scheuren van het materiaal is zo goed als onmogelijk. In een 'Nachtrag' vermeldt hij nog
het synthetische papier, dat door samenwerking tussen de Societe de la Viscose, Emmenbrücke
aan de Kleine Emme dicht bij Luzern, en de Zürcher Papierfabrik an der Sihl tot stand is geko-