420 de Carte de Cabinet van Ferraris, schaal 1:11 520, in handschrift, en de dienst der Mi- litaire Verkenningen voltooide in 1840 reeds de opname van Noord Brabant op de schaal 1 25 000, maar publicatie volgde pas in 1850. Voorts begon men in 1829 met een kaartering längs de grote rivieren, waarvan een strookkaart 1:10 000 in druk ge bracht werd. Dan valt nog die uitstekend gegraveerde, 'Topografische kaart der grensscheiding tusschen het Oud Nederland en de Belgische Provintie' van J. E. van Gorcum, schaal 1 100 000, uit 1831 te noemen (in 1834 verscheen een 'Vervolg' van deze kaart, die de provincie Limburg beslaat), waarmee de stand van zaken in de periode tussen 1780 en 1850 in grote trekken uitputtend beschreven is. Tot een geheel andere categorie behoort de Kadastrale opneming van Nederland in de jaren 1811-1831. Het resultaat daarvan, neergelegd in plans op de schalen 1 1 250, 1 2 500 en 1 5 000, heeft geen directe betekenis voor de topografische kaartering gehad, maar wel een zeer grote indirecte betekenis, waarvan wij in dit artikel later nog zullen hören. Niemand zal het kadastrale plan echter tot de topografische uitbeeldin- gen willen rekenen. Wie bekend is met de inhoud van onze archieven, zal bij deze opsomming zeker denken aan die vele, in handschrift uitgevoerde, locale topografische kaarten uit de jaren omstreeks 1800. We hebben deze locale kaarten, die vaak slechts enkele Vier kante kilometers terrein weergeven in de aanvang van ons artikel reeds uitdrukkelijk buiten beschouwing gesteld. AI zijn ze talrijk, ze vermögen niets te veranderen aan de opvattingen dat er tussen de periode van de Hattinga's (eindigende omstreeks 1780) en 1840 geen topografische kaarten van grote gebieden van ons land gemaakt zijn. Dat betekent dus dat men voor het betrouwbare gedetailleerde beeld van de oude topografie van Nederland de eerste editie van de Topografische kaart moet raadplegen. (1850- 1862). Dank zij de ontsluiting van het Archief der Genie zal het vanaf heden echter mo- gelijk zijn om van de provincies Groningen, Friesland, Drente, Overijssel, Gelderland, een gedeelte van Utrecht en Limburg het beeld van de topografie 30 60 jaar verder terug te brengen. Nu kan men aanvoeren, dat dit niet belangrijk is, omdat de structuur van Nederland in de jaren 1780-1850 slechts geringe veranderingen heeft ondergaan. Welke deze kleine veranderingen dan wel waren, kan men nu pas met het nieuw gevonden mate- riaal gaan bestuderen. Bovendien is er zo'n groot verschil tussen de schaal van het hier te bespreken nieuwe materiaal (1 14 400) en de eerste Militaire Topografische kaart (1 50 000 of 1 25 000 wanneer men de veldminuten gebruikt) dat een vergelijking altijd ten gunste van de eerste groep uitvalt. Maar over het nut van het hierna te noe men nieuw ontdekte materiaal mögen de gebruikers zieh straks zelf uit gaan spreken. De taak die ik mij stel, is niet een Studie van de inhoud der kaarten te schrijven, maar wel de kaarten te karakteriseren en te evalueren, hun herkomst en reden van ontstaan te beschrijven en, tenslotte, het grote genoegen te hebben om bouwstenen voor de his torische geografie voor de eerste maal te mögen annonceren. Het ontdekte materiaal In 1950 werd de kaartenverzameling uit het Oude Archief der Genie in het Alge- meen Rijksarchief te 's Gravenhage gedeponeerd. Nog onbewust voegde het Alg. Rijks- archief daarmee een groot aantal uiterst waardevolle kaarten aan haar vele kartogra- fische schatten toe. Met de inventarisatie van het materiaal uit het Archief der Genie werd de heer A. J. H. Rozemond belast. Aan het beleid van de Algemeen Rijksarchi-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1961 | | pagina 4