100
kleurencirkel. Koude kleuren treden terug. Ze hebben iets weeks, iets vrouwelijks: het
passieve deel van de kleurencirkel. Tot de warme kleuren behoren gele en rode, tot
de koude blauwe en violette 'kleuren'. Groen ligt daartussen. ledere kleur kan men
warmer resp. kouder maken door toevoegen van rood (geel) resp. blauw. De asso-
ciatie van warme en koude kleuren met de begrippen dichtbij resp. veraf is door iedere
kunstschilder gebruikt, ze heeft echter ook in de praktische kartografie een belangrijke
rol gespeeld bij de keuze van een kleurenschaal voor hoogtezönes. Het aloude principe
in de schilderkunst, dat in een schilderij bij warm licht koude schaduwen behoren en
omgekeerd heeft ook in de kartografie toepassing gevonden en wel in de reliefweer-
gave. Van de lichte zijde in helder oker of rose gaat men over naar de schaduwzijde
in grijs-blauw.
Nog meer dan in de muziek berust harmonie in de schilderkunst op een intuxtief
juiste toepassing van de kleuren; dit vindt bij praktisch werk zuiver proefondervindelijk
plaats. De kartograaf is echter in aanzienlijk grotere mate dan de kunstschilder in zijn
keuze van kleuren beperkt, omdat zijn ontwerp druktechnisch uitvoerbaar moet zijn.
Echter kan en moet ook hij bij het kiezen van kleuren zieh door zijn scheppend initia-
tief laten leiden, wat weliswaar vaak door generalisatie bemoeilijkt wordt, maar daarom
des te meer doordacht moet zijn. Enkele prineipes uit de leer van het evenwicht van
de kleuren zullen hem iets over de harmonie van kleuren duidelijk maken: goede
samenvoegingen van twee kleuren geven in de regel het grote en het kleine interval.
Het grote interval wordt telkens gevormd door de benen van een rechte hoek op de
kleurencirkel 6 (zie fig. 4). Zijn effect is een contrastwerking. De grote tussenruimte
is dus zeer kleurrijk. Het kleine interval heeft het kenmerk van een goede aansluiting
met een naastgelegen kleur. De kleine tussenruimte wordt op de kleurencirkel ge
vormd door een scherpe hoek. De kleurenrijkdom is hier verkleind. Naast het contrast
van het grote interval kennen we reeds de tegenstelling tussen koud en warm en die
van de tegengestelde kleuren. Wanneer we nog het contrast tussen licht en donker en
tussen kleur en kleurloos in herinnering brengen, dan beheersen wij de essentiele fac-
toren die de kleurenharmonie opbouwen. Wij weten, dat iedere kleur driedimensionaal
is: een kleur kan licht of donker, zuiver of dof, warm of koud in verschillende mate
zijn. Hoe lichter een kleur is, des te meer gespannen is haar verhouding t.o.v. alle
donkere kleuren; hoe doffer en grijzer, des te groter is de tegenstelling met alle
zuivere kleuren.
Hoe passen wij deze gegevens bij de beoogde samenvoeging van kleuren toe?
Indien een kleur moet domineren dan geven wij deze een verzadigde tint slechts om-
geven door 'gebroken' kleuren (lichter of donkerder gemaakte kleuren). Op dezelfde
manier gaan wij te werk als in een ander geval een kleurenpaar de overhand moet heb
ben, dat we gemeenschappelijk met de andere kleuren, echter ook met elkaar door een
grote afstand, laten contrasteren. Moet binnen het kader van de samenvoeging van
kleuren geen enkele kleur domineren, dan biedt alles, wat tot nog toe gezegd is vol-
doende aanwijzingen om een dergelijk moza'iek te ontwerpen. Kleuraccentueringen
die de kartograaf voor het uitbeelden van bepaalde onderwerpen en objecten met het
meeste profijt toepast, worden zeer suggestief verkregen indien men op een zodanige
wijze te werk gaat dat:
1. een kleur omgeven wordt door tegengestelde kleuren;
2. een lichte kleur, die een smalle strook bv. een verkeersweg, opvult, afsteekt tegen
een donkere omgeving, en
6 Uitgaande van bv. geel: het grote interval wordt gevormd door geel en rood, het kleine
interval door geel en oranje. Vert.