H. SCHIEDE PRAKTISCHE KLEURENPSYCHOLOGIE IN DE K ARTOGRAFIE1 93 Reeds bij de eerste gedachte aan een kaart, bij de vraag op welke wijze zij tot stand gebracht moet worden, denken wij aan de mogelijkheden van de toepassing van kleuren. Een resultaat wordt eerst verkregen nadat we onze gedachten hebben laten gaan over de kennis van de wetmatigheden van compositie bij de vormgeving van kaarten, over vakbekwaamheid en over artistieke ingevingen met het doel om ook de kleur in relatie tot alle andere kaartelementen logisch en doeltreffend toe te passen. „De kartografie is afhankelijk van subjectieve gezichtspunten en gevoelens, die moeilijk wetenschappelijk te verklaren zijn en meer in het artistieke vlak liggen. Toch moet de kartografie in haar methode van voorstellen begrijpelijk zijn voor beoefenaren van andere wetenschappen en zo mogelijk voor leken uit brede lagen van de bevolking." In deze zinsnede uit een beschouwing van W. Kost 2 over topografische kartografie vestigen wij vooral de aandacht op het woord gevoelens, omdat deze gevoelens hier met nadruk in een subtiele relatie staan tot de voorstellingsmethoden en de weer- gave van concreet feitenmateriaal en van wetenschappelijke Synthesen. Zoals meermalen in de praktijk van de kartografie het geval is, hebben ook bij de toepassing van de kleur toevallige resultaten, gewoonte en imitatie een grote rol ge- speeld. Indien men de vele kartografische hand- en leerboeken inziet, dan vertonen deze, wat de toepassing van de kleur betreft, bepaalde onvergeeflijke kernten. Op het ogenblik is dit probleem dermate veelzijdig en diepgaand dat men, in het belang van een aantrekkelijke, levendige en betrouwbare kaart, van iedere kartograaf een zö grote kennis betreffende kleuren moet eisen, dat een juiste toepassing gefundeerd op theorie en praktijk, gewaarborgd is. Kleurentheorieen zijn er in de meest uiteenlopende richtingen ontwikkeld; zij hebben zowel de theoretische als de praktische kartografie min of meer bei'nvloed. In hoge mate zijn de onderzoekingen en theorieen van Karl Peucker en Wilhelm Ostwald, de een kartograaf en de ander fysicus, van invloed geweest op de toepassing van kleuren bij de vervaardiging van kaarten; in mindere mate hebben ze echter tot de definitieve oplossing bijgedragen. De grondstelling van de theorie van Peucker is, kort samen- gevat, deze: vele kleuren bezitten een ruimtelijk effect, 20 dat door een systematische rangschikking en door bepaalde kleurenreeksen, een beelddiepte kan ontstaan terwijl bij een bepaalde opeenvolging van kleuren een meetbaar hoogteverschil optreedt. Ost wald heeft een normalisatie van de kleuren ingevoerd; hij heeft een poging onder- nomen de overvloed van verschijnselen, die met het begrip kleur samenhangen, volgens bepaalde wetten te rangschikken. H. Haack gaf in 1924 in de „Geographischen An zeiger" een samenvatting van de theorieen van Peucker en Ostwald. De Stellingen, die hij juist vond en die praktisch toe te passen waren, heeft hij in het vlak van de kartografie getrokken en daarbij zijn persoonlijke opvattingen omtrent de problemen te kennen gegeven. Zijn gevolgtrekkingen en aanwijzingen met betrekking tot de prak- 1 Vertaling van het artikel Praktische Farbenpsychologie in Karten, van Heinrich Schiede, München-Solln, gepubliceerd in Kartographische Studien (Haack-Festschrift), Gotha, 1957, pp. 121-135. De vertaling werd verzorgd door dhr. P. Geudeke, Student fysische geografie. De auteur, die zo vriendelijk geweest is zijn artikel voor vertaling af te staan heeft de inhoud van dit artikel verwerkt in zijn voordrachten op de studiedagen van de Kartografische Sectie te Amersfoort, 17-20 april 1961 (Red.). 2 W. Kost, Topographische Kartographie geographische Kartographie. Kartographische Nachrichten, 1955, 1. p. 4.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1962 | | pagina 3