298 zouden worden ingetekend, werd het maken van een overzicht op dezelfde kaartbladen van alle in de openbare weg aangebrachte leidingen al direct veel eenvoudiger. Toen dit inzicht eenmaal verworven was, kwam het dan ook vrij snel tot daden; 5 Oktober 1906 besloten B. en W. aan de Dienst der Publieke Werken opdracht te geven tot het vervaardigen van een kaart van Amsterdam op de schaal 1 1000. En met dit besluit begint eigenlijk de jongste ge- schiedenis van de kaarten van Amsterdam en hoewel vöör dit tijdstip ook reeds gemeentelijke kaarten van Amsterdam het licht hebben gezien, wil ik mij nu tot deze jongste geschiedenis hier- van beperken. Rekening houdende met de grootte van de bladen van dit kaartwerk 75x95 cm en met de oppervlakte van Amsterdam in die dagen betekende dit, dat er 90 bladen zouden moeten wor den getekend. Hiervan zou het destijds bebouwde deel hier was de meest dringende behoefte aan deze kaarten ongeveer 32 bladen in beslag nemen. Hoe kostbaar en tijdrovend een dergelijke opgave is, besefte men waarschijnüjk nauwehjks. Maar men begreep toch wel, dat het geen eenvoudige taak was, die men zieh had gesteld en men vroeg zo hier en daar om raad en om medewerking. De Directeur P. W. wendde zieh hiertoe tot: 1. de Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing 2. de Directeur van Topografische Inrichting 3. de Ingenieur-Verificateur van het Rijkskadaster te Amsterdam 4. Alfred Abendroth, städtischer Oberlandmesser in Hannover De Rijkscommissie voor Graadmeting en Waterpassing berichtte van niet veel nut te kunnen zijn. Er waren in het systeem van de Rijksdriehoeksmeting alleen gegevens beschikbaar van de Westertoren. De Directeur van de Topografische Inrichting meende van nut te kunnen zijn met de: a. Meetkundige beschrijving van het Koninkrijk der Nederlanden b. de bladen van de Chromo-topografische kaart 1:25 000 De Ingenieur-Verificateur zegde ook zijn medewerking toe. De Directeur P.W. had, zoals reeds vermeld, ook de heer Alfred Abendroth, städtischer Ober landmesser in Hannover, gevraagd op welke wijze een dergelijk kaartwerk diende te worden inge- richt en op welke wijze de leidingen werden ingetekend en hoe deze kaarten in Hannover werden vermenigvuldigd. Dit leidde evenwel tot een misverstand. De heer Abendroth verzocht n.l. be- antwoording van enige vragen alvorens op het verzoek te kunnen ingaan. Hij vroeg: 1. moet het hele stadsgebied met de daarin gelegen huizen gemeten worden, of alleen de Straten en de waterwegen? 2. bestaat er reeds een van rijks- of gemeentewege uitgevoerde nauwkeurige meting en zo ja, sedert wanneer? 3. zijn er driehoekspunten voorhanden? Deze wedervragen zijn van landmeetkundige aard, bovendien werd ook naar de beschikbare fondsen ge'informeerd. Aangezien de Directeur P.W. advies had gevraagd voor het samenstellen van een kaartwerk en de wedervragen hier dus niet geheel bij pasten, vermoedde hij een misverstand en hij schreef zulks aan de heer Abendroth onder de mededeling, dat hij een ingenieur van zijn dienst opdracht had gegeven de heer Abendroth in Hannover te bezoeken. De reactie kwam vrij snel. Na in zijn 2e brief te hebben gesteld, dat een moderne opmeting van een stad een jarenlange vakwetenschappelijke opleiding vereist, waarbij hij terloops opmerkte 2elf een elfjarige opleiding in deze speciale techniek te hebben genoten in Berlijn en Altenburg, weidde hij in zijn brief uitvoerig uit Over de grote kosten vele miljoenen die de opmeting van een grote stad met zieh meebrengt en over het groot aantal jaren, dat daarmee gemoeid is. Het sturen van een ingenieur uit Amsterdam naar Hannover vond de heer Abendroth weinig zinvol. Hij gaf te kennen dat, öf deze ingenieur was een specialist op dit gebied en dan was zijn bezoek aan Han nover overbodig, öf hij was geen specialist en ook dan had zijn bezoek geen zin, want je kunt het vak zo een twee drie niet leren. Hij besloot zijn brief met aan te dringen op beantwoording van de door hem gestelde wedervragen. Hoewel de briefwisseling hiermee nog niet geheel en al was geeindigd, kan hier worden vol- staan met de mededeling, dat de stad Amsterdam ondanks de sombere schilderingen van de heer Abendroth van de te overwinnen moeilijkheden, toch maar met het werk is begonnen. Men had niet de beschikking over miljoenen, maar er moest worden gewerkt met een voor het eerste jaar toegestaan bedrag van f 5000,In volgende jaren zijn de beschikbare middelen wel ruimer geworden en van lieverlede kwam de produetie van de bladen van dit kaartwerk 1 1000 op gang. Dit ging niet altijd zonder tegenslag, zoals uit het volgende blijkt. In 1936 waren een groot aantal punten van de stad opgemeten in het systeem van de Rijks Drie-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1962 | | pagina 4