A.J. PANNEKOEK
GENERALISATIE IN DE KARTOGRAFIE III: DE PLAATSEN1
Terwijl kusten, rivieren, hoogtelijnen en wegen zelfs bij de sterkste verkleining op
de kaart nog altijd door een lijn worden voorgesteld, zij het ook een sterk gegenerali-
seerde lijn, is dat niet het geval met de plaatsen. Vanaf een zekere verkleining wordt
niet meer de gegeneraliseerde werkelijke vorm afgebeeld maar een uniform symbool
gebruikt, dat onafhankelijk is van de plattegrond van de plaats, Van eigenlijke gene-
ralisatie, dus van vormgeving, is alleen sprake bij schalen tot ongeveer 1 200 000 of
1 250 000, slechts voor zeer grote Steden ook nog tot kleinere schalen.
Dat betekent niet dat weergave door Symbolen geen problemen met zieh meebrengt.
Enkele er van zullen hier kort worden genoemd.
Weergave door Symbolen
Wat de keuze van de Symbolen betreft is er in de kartografie al een traditie van
eeuwen. In de 17e eeuw was het reeds algemeen gebruik om bij kleine schalen de klei
nere plaatsen door een cirkeltje aan te geven; de iets grotere werden, voor zover niet
de gegeneraliseerde plattegrond werd gegeven, toen meestal nog door een picturaal
symbool afgebeeld: een torentje met een paar huisjes of een kasteelachtig figuurtje.
Geleidelijk ontwikkelde zieh een heel systeem van dubbele en enkele cirkels, met en
zonder stip, of opgevuld door zwart of arcering, soms ook voor de grotere plaatsen
allerlei variaties van vierkantjes of rechthoekjes; de Symbolen kunnen zelfs nog voor-
zien worden van aangehechte onderscheidingen: een vaantje, kruisje, een krans van
stekeltjes e.d.. 2
Terwijl in vroeger eeuwen het onderscheid tussen versterkte Steden en open dorpen
het belangrijkst was, wordt, sinds de ontwikkeling van de statistiek, als criterium voor
de onderscheiding meestal het aantal inwoners genomen. Maar dat brengt ook zijn be-
zwaren mee, vooral in de laagste categorie. Zo bv. is in de tegenwoordige Nederlandse
atlassen Zierikzee precies zo afgebeeld als de 16 of 20 andere plaatsen op Schouwen-
Duiveland, en kan men Charleroi, het centrum van een agglomeratie van een kwart
miljoen inwoners, niet onderscheiden van een heel aantal omringende plaatsen tussen
de 20 000 en 50 000 inwoners (fig. ld). Een verdere onderverdeling van de groep
met de laagste inwonersaantallen naar subjectieve kenmerken kan dan ook voordelen
OBSERVATIONS ON GENERALIZATION IN CARTOGRAPHY III: SETTLEMENTS.
For smaü-scale maps there is hardly any question of generalization because all places except
the largest are shown by Symbols. Some Problems encountered when using Symbols are discussed,
and demonstrated in Fig. 1.
For maps on scales of up to 1 250 000 the town plans must be generalized by the selection
of some characteristic main streets. This technique is demonstrated in Figs. 4 and 5.
Various methods of representation are employed. The blocks between the main streets may be
filled in with colour, or lines, or in black; or the whole area of a town may be shown in one
colour, with selected streets as Single lines. The modes of execution in different countries are
discussed, and examples are given in Figs. 2 and 3.
Rural Settlements may either be shown by groups of uniform small blockswhich re-
present isolated houses or groups of houses, the number of which depends on the house density
or the built-up areas may be united into larger blocks, a method not unlike that followed when
generalizing larger towns. Examples are given in Fig. 6.
1 De eerste twee gedeelten zijn in 1961 in dit tijdschrift afgedrukt op pp. 203-210 en pp. 311-329.
Het tekenwerk voor dit derde gedeelte is eveneens verlieht door de heer J. Bult.
2 Een voorbeeld van een uitgewerkt systeem geeft Imhof (1936/37) op p. 80 en (1950) op p. 106.