417
gegeven, bij Sterke generalisatie tot gesloten bebouwing moeten worden gemaakt. Alleen
zeer open villaparken of werkelijke landelijke bouwwijze worden door geisoleerde
blokjes weergegeven, waarover straks meer 4.
Opvallende grote gebouwen kunnen, tenminste als de eerste van de bovengenoemde
drie methoden wordt gebruikt, ook op de verkleinde kaart voorgesteld worden, maar
dan met sterk gegeneraliseerde omtrek en meestal wat vergroot om op de kleine schaal
nog duidelijk zichtbaar te zijn (voorbeelden op fig. 4a en b). Voor bepaalde soorten
kan men eigen Symbolen gebruiken, zoals een kruisje of het reeds eerder genoemde
kringetje voor een opvallende kerk, een tandrad voor een fabriek zoals op de Michelin
kaarten, een rechthoekje of ander symbooltje voor een kasteel.
Landelijke nederzettingen
Voor landelijke nederzettingen zijn er voor schalen tot 1 250 000 eigenlijk twee
methoden van weergave in gebruik, die echter door allerlei overgangen zijn verbonden.
De eerste gaat uit van het kaartbeeld dat open landelijke bebouwing ook reeds heeft
op een echte topografische kaart, nl. een verzameling afzonderlijke huis-symbooltjes. Bij
verkleining en generalisatie wordt een groot deel hiervan weggelaten maar blijft een
dorp uit een groepje afzonderlijke blokjes bestaan. Elk blokje stelt nu niet meer een
maar bv. een tien- of vijftiental huizen voor.
Een voordeel is dat het open karakter van een dorpsbebouwing ook op de kleine
schaal duidelijk blijft spreken. Daar Staat het nadeel tegenover dat geisoleerde boerde-
rijen buiten de dorpen op deze schaal nog wel elk door een blokje worden voorgesteld,
dus dat een blokje naarmate de bebouwing dichter wordt een steeds groter aantal huizen
gaat voorstellen (Imhof 1923/24, 1936/37, Pannekoek 1938). Hierdoor wordt het
verschil tussen dorpskern en open veld enigszins verdoezeld.
Deze methode is in vrij zuivere vorm in gebruik bij de Nederlandse en de Duitse to
pografische kaarten op 1 200 000 (fig. 6g) en de Zwitserse op 1 100 000 (fig. öa^)
en is ook toegepast in fig. 4c.
Bij de andere methode wordt, evenals bij de stedelijke bebouwing, de bebouwde op-
pervlakte opgevuld, in zwart of kleur, met uitsparen van de wegen (fig. 6d). Hier
door wordt natuurlijk de algemene vorm van de hele nederzetting duidelijk gekarakteri-
seerd (een dijk- of wegdorp bv. bestaat eenvoudig uit twee lange repen aan weerskan-
ten van een weg), maar niet de meerdere of mindere openheid van de bebouwing.
Deze methode, die uiteraard veel tijd spaart vergeleken met het aanbrengen van af
zonderlijke blokjes, is natuurlijk aangewezen voor autokaarten (Michelin, A.N.W.B.,
fig. 6e, f).
In vele gevallen echter zal een tussenvorm aanbevelenswaardig zijn, waarbij de dicht
ste dorpskernen massief, de opener gedeelten door blokjes worden aangeduid. Deze
vorm vinden we dan ook op de Nederlandse en Franse topografische kaarten op
1 100 000 (fig. 6b, c) en bv. op de Deutsche Generalkarte op 1 200 000. Merkwaar-
dig zijn de reeds eerder genoemde ontwerpen van het Institut für angewandte Geodäsie
voor nieuwe kaarten 1 200 000 en 1 250 000 (zie Beck 1957), waar niet alleen de
gesloten bebouwde oppervlakte maar zelfs geisoleerde losse huisjes rood ingevulde
open blokjes zijn: het effect is fraai maar de methode is uiterst bewerkelijk (fig. 6h).
Bij verdere verkleining van de schaal komt al gauw de grens waarbij de kleine plaat-
sen nog slechts door een symbool worden voorgesteld, zoals op de Duitse kaart op
1 300 000 (fig. 21), de Zwitserse 1 250 000; bij de Franse is dit al bij 1 200 000
Het is bv. niet juist dat op de Nederlandse topografische kaart 1 100 000 een fabrieksstad
als Rheydt geheel door losse huis-symbooltjes wordt weergegeven.