227 tisch tot morfologisch. Afhankelijk daarvan zal ook de wijze van weergave voor elk geval moeten worden vastgesteld. In het algemeen zal daarbij dan gebruik worden ge- maakt van gekleurde Signaturen of van bijzondere rasters bij het componeren van de kleur. Op deze wijze zullen dergelijke plaatselijke onderscheidingen direct als zodanig te herkennen zijn tussen de eenheden van de landelijke legenda. Een belangrijke regel is tenslotte nog, dat de niveau's I t/m IV op de kaart 1 50 000 voor elk gebied moeten worden weergegeven. De verdere niveau's, dus te beginnen bij niveau V zijn voor facultatief gebruik, af hankelijk van de overweging of het kaartbeeld nog een verdere detaillering verdraagt. Dit facultatief gebruik houdt ook in dat een keuze uit deze niveau's mag worden ge- maakt. Om b.v. niveau VII op te nemen is het dus niet noodzakelijk ook de voorafgaan- de facultatieve niveau's te verwerken. IV. Verwerking van de verschillende groepen van onderscheidingen op DE KAART Door de wijze van weergave van de eenheden van de verschillende niveau's, b.v. in sterke kleurtegenstellingen of in tintverschillen, in rasterverschillen of in Signaturen kunnen wij zodanige accenten leggen, dat het gehele kaartbeeld een bepaalde ontwikke- ling sterk tot uitdrukking brengt. Zoals reeds eerder gezegd bergt het gebruik van profieltypen het gevaar van een ver ward kaartbeeld in zieh. Het streven is er daarom vooral op gericht het patroon van die dementen te accentueren, welke grotendeels door een en dezelfde genese worden be- heerst. De keuze is hierbij gevallen op de lithogenese van de bovenste component, welke grotendeels als bindende factor beschouwd mag worden tussen de patronen van de hoofdprofieltypen en het patroon van de lithogenetische ontwikkeling van de bovenste component. De hoofdprofieltypen zijn immers in vele gevallen bepaald door het erosiepatroon van de bovenste component (dit zijn dus meestal Duinkerke en Tiel) welk erosie patroon zeer nauw met de lithogenese van de bovenste component samenhangt. Aansluitend bij deze opzet worden de hoofdprofieltypen uitgevoerd in kleuren, terwijl de lithogenetische onderscheidingen van de bovenste component op niveau IV in tintver schillen van deze kleuren worden uitgevoerd. Hiermede is de 'ruggegraat' van de kaart bepaald door de kleuren van de hoofdprofieltypen, terwijl daarmee grotendeels conver- geert het patroon van de tintverschillen, ingevoerd voor de lithogenetische ontwikkeling van de bovenste component, waardoor dus weer het kleurenpatroon van de hoofdprofiel typen wordt geaccentueerd. Tenslotte worden ook nog tintverschillen gebruikt om bin nen de lithogenetische eenheden nog de onderscheiding naar transgressiefase in te voe- ren van de laag aan de oppervlakte. Hiernaast komen, minder opvallend, de lijnrasters op de kaart om de verschillende vormen van vertanding weer te geven. Tenslotte worden donkergrijze Signaturen gebruikt om de ontwikkeling van de meest al 'begraven' component Calais weer te geven. Deze weergave met geheel aridere mid- delen wordt dus toegepast om een patroon aan te geven, dat veelal geen duidelijke relatie vertoont met de patronen, welke in kleuren worden weergegeven. Tenslotte nog enige gegevens over de kleurkeuze. Het A-type (overheersend in het L.E.W, landschap) olijfgroene tinten. B-type blauwgroene tinten C-type bruingroene tinten

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1963 | | pagina 13