545
nergens bijeen te vinden. Het bestuur van de Kartografische Sektie van het Koninklijk
Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap is van mening dat dit genootschap de plicht
heeft - maar ook het recht, gezien de uitgave van de lijst Beekman destijds - wegen te
betreden waarlangs het binnen afzienbare tijd een einde zou kunnen maken aan de
heilloze verwarring met betrekking tot de schrijfwijze der Nederlandse aardrijkskundige
namen. Dit kan o.i. alleen door het uitgeven van een namenlijst welke, al of niet via
de wetgever, min of meer algemeen aanvaard wordt, althans in ambtelijk milieu. Wij
denken, als minimum, aan een aanvaarding door het CBS, de Topografische Dienst, en
de Posterijen (dit laatste vooral wegens de Dictionnaire des Bureaux de Poste, maar
evenzeer wegens het binnenlands gebruik van aardrijkskundige namen door PTT; leest
men niet bijv. de naam van zijn eigen woonplaats het meest op brieven en briefkaar-
ten?). Uiteraard zou het aangenaam zijn wanneer een dergelijke lijst een zelfde wettig-
heid had als de Woordenlijst der Nederlandse taalhet bekende groene boekje, doch
dit is o.i. geen absolute voorwaarde voor een uitgave.
Hoewel het een aantrekkelijk idee is, in de nieuwe lijst alle aardrijkskundige namen
in Nederland te vermelden (althans alle kategorieen, en in beginsel alle plaatsnamen),
zal het aktueel houden van een zo volledige naamlijst wellicht een illusie blijken, althans
zonder een permanente kommissie voor de aardrijkskundige namen, benevens veel geld.
Het is vooralsnog o.i. waarschijnlijk verstandiger althans huizen, wegen en Straten buiten
de lijst te houden. Op deze manier zou men zieh kunnen beperken tot een vijftigduizend
namen in plaats van tenminste een tachtigduizend (vgl. o.a. TAG, 1954, p. 155). Aan
wegen- en straatnamen bestaat o.i. kartografisch niet een zo dringende behoefte als aan
plaats- en gemeentenamen bijvoorbeeld. Wanneer men zieh derhalve wil beperken, zou
men kunnen beginnen met het uitgeven van een lijst van alleen plaats- en gemeente
namen, een acht- tienduizend. Dit zou al een heel wezenlijke vooruitgang betekenen
vergeleken met de huidige situatie.
Wij hebben de indruk, dat er met betrekking tot de schrijfwijze van Nederlandse
aardrijkskundige namen te veel de neiging bestaat tot zuiveren en hervormen, op histo
rische, geografische en taal- en naamkundige gronden, in plaats van het alleen registreren
van aanwezige, in gebruik zijnde namen en benamingen (met behoud dus van Zutphen
in plaats van het misschien betere, maar niet wettelijke Zutfen; van IJssel, zoals o.a.
de Rivierenwet het schrijft, in plaats van het misschien zuiverder IJsel, enz.). Dit be-
tekent geen kritiek op het werk der taal- en naamkundigen. Integendeel. Doch men
verwarre niet de bestudering van aardrijkskundige namen en hun historie met het vast-
leggen en publiceren van aktuele aardrijkskundige namen en hun schrijfwijze. Dit zijn
twee verschillende dingen die in beginsel afzonderlijk kunnen worden bekeken en be-
dreven. Voor de kartograaf zijn aardrijkskundige namen een middel tot identifikatie van
plaatsen en andere aardrijkskundige Objekten, eigen namen waarvan de schrijfwijze
(vgl. een telefoonboek) niet aan de algemene spellingregels zelfs behoeft te beantwoor-
den (Groote Keeten en Zutphen zijn kartografisch vrijwel even bruikbaar als Grote
Keten en Zutfen). In de „Beginselen van de Nederlandse spelling", hdst. II, Woorden
lijst, 1954, zou dus, p. XXXIX, sub 9, kunnen worden aangevuld aan familie-
namen en andere, bij voorbeeld aardrijkskundige namen blijft een eigen spelling
voorbehouden, die van de gewone spelregels kan afwijken".
Wel is het natuurlijk voor iedereen veel eenvoudiger wanneer aardrijkskundige namen
aan de algemene spellingregels beantwoorden, in het bizonder in aanduidingen als
Sneeker (Sneker) Meer, Hondsbossche (Hondsbosse) Zeewering, Drentsche (Drentse)
A; te meer aangezien de grens tussen een geografische eigennaam en een geografische
aanduiding in vele gevallen vrij vaag is. Want wie weet of hij „Texelsche gronden"
moet schrijven dan wel „Texeise gronden" En is het „Geldersche Vallei", maar „Lim-