549
tien delen tussen 1836 en 1851 bij Van Goor in Gouda. Een boek waarvoor nu helaas
enige honderden guldens gevraagd worden, maar dat een mer d boire is voor wie zieh in-
teresseert voor de topografie en het landschap van Nederland in die merkwaardige tijd
vlak voor de grote veranderingen van de tweede helft der negentiende eeuw, die van
het landschap der eeuwen (ook het kultuurlandschap) zo bitter weinig hebben over-
gelaten.
Ik wees hierboven even op de bizondere vruchtbaarheid van de jaren 1864-65 voor
de vastlegging van de aardrijkskundige namen. In 1864 verscheen bovendien, in de aan-
doenlijke typografie van die tijd, de Lijst van Nederlandsche plaatsnamen, „naar de
nieuwe regelen gespeld", uitgegeven door de letterkundige afdeling van de Koninklijke
Akademie van Wetenschappen. „Een verzoek van Z.Exc. den Minister van oorlog", heet
het in het voorbericht, „om inlichtingen te bekomen over de spelling van eenige namen
van Steden, dorpen en gehuchten in Nederland, heeft in de letterkundige afdeeling der
Koninklijke Akademie van wetenschappen aanleiding gegeven tot verschillende rap-
porten en tot vele discussien De Akademie heeft besloten de lijsten gezamenlijk
door eene afzonderlijke uitgave voor geringen prijs algemeen verkrijgbaar te stellen. Zij
vleit zieh, dat hare pogingen, om de spelling der plaatsnamen niet aan willekeur prijs
te geven, gunstig opgenomen mögen worden en het gewenschte gevolg hebben zullen".
Van ongeveer vierduizend plaatsnamen wordt vervolgens aangegeven de spelling „bij
de gemeentebesturen in gebruik", „spellingen van eiders bekend" (in het bizonder zo-
als ze voorkwamen in De tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, Is. Tirion,
1793, dat weliswaar minderwaardige kaarten bevat, maar waarvan het beschrijvend ge-
deelte zeer interessant blijft), „spelling zoo als zij door de Afdeeling wordt voorgesteld"
en „grond der beslissing". Bij deze Vierde groep wordt aangetekend dat de Afdeling
„in het algemeen den regel heeft aangenomen, dat de namen van plaatsen de gewone
regelen der spelling behooren te volgen". De stafkaart van 1864 wordt in dit voorbericht
niet genoemd.
Nieuwe dementen in deze lijst vergeleken bij vroegere lijsten van aardrijkskundige
namen zijn een redelijke (gezuiverde, hervormde) spelling, en een zieh bewust richten
naar afleiding en betekenis der namen. Zo beveelt de lijst spellingen aan die nu of
allang ingeburgerd zijn, zoals Hoogkarspel in plaats van Hoogcarspel, Leimuiden in
plaats van Leymuiden, Sassenheim in plaats van Sassenheym, Het Woud in plaats van
Het Wout, Dokkum in plaats van Dockum, enz., of nog altijd door velen als overbodige
nieuwlichterij worden gezien, zoals Katrijp in plaats van Catrijp, Tessel in plaats van
Texel, Aksel in plaats van Axel, Godschalksoord in plaats van Goidschalxoord, Har-
dingsveld in plaats van Hardinxveld, Ierseke in plaats van Yerseke, Zieriksee in plaats
van Zierikzee, enzovoort. Wij vinden in deze lijst van 1869 het begin van de bewuste
tegenstelling tussen hervorming en traditie in de schrijfwijze der aardrijkskundige
namen, een konflikt dat het nüchtere verlangen, van o.a. veel kartografen, naar een
vaste eenvormige spelling overschaduwd heeft.
In dezelfde geest van hervormen en zuiveren vatte in de tachtiger jaren het Neder-
landsch Aardrijkskundig Genootschap de koe bij de hoorns, en wel in de Woorden-
lijst voor de spelling der aardrijkskundige namen in Nederland (1884), een uitdruk-
kelijke zinspeling op de titel van de Woordenlijst voor de spelling der Nederlandsche
taal van de Vries en te Winkel. De lijst bevat een dertienduizend namen. Ik citeer
weer, teneinde de lezer een beeld te geven, uit het voorbericht: „De afdeeling Neder
land van het Aardrijkskundig Genootschap, zieh ten doel stellende om in het bijzonder
de kennis van het vaderland te bevorderen, vreesde dat de uitgesproken meeningen
[tijdens een debat in de Tweede Kamer in 1880] zouden leiden tot eene nog grootere
willekeur in de spelling der aardrijkskundige namen, dan zieh thans reeds voordoet