552
Stempel van onmodernheid door zijn uiteraard talloze spellingen als Hoogeveensche
Vaart, Sneekermeer, Drentsche Aa, Groote Keeten. Want Marchant heeft niet alleen
de namen in Nederland en zijn overzeese bezittingen buiten de spellingvernieuwing
gehouden (dit was dwaas, maar misschien politiek niet anders mogelijk), hij heeft hier-
mee de onzekerheid en verwarring vergroot: door immers een scheiding aan te brengen
tussen enerzijds de aardrijkskundige namen van het Nederlands territoor en aan de
andere kant de algemene spelling van de Nederlandse taal. En dit zou nog niet hele-
maal onaanvaardbaar geweest zijn wanneer het begrip aardrijkskundige naam een dui-
delijke begrenzing zou hebben tegenover aardrijkskundige aanduidingen zoals bijvoor-
beeld: de Friese meren, de Texelse gronden, het Limburgs heuvelland, de Drentse
heuvelrug, de Zeeuwse strömen, waarvan het twijfelachtig kan zijn of ze eigenlijke
eigennamen zijn dan wel vormingen als Friese koek of Drentse turf.
Deze ongelukkige regeling bleef in de spelling van 1947 behouden. Wel voorzag de
spellingwet van 14 februari 1947 (art. 1, lid 6, Stb. H 52) in een nadere regeling van
de schrijfwijze van de Nederlandse aardrijkskundige namen bij algemene maatregel van
bestuur, en werd in 1948 aan de Nederlandse delegatie in de Nederlands-Belgische
Woordenlijstcommissie gevraagd zo een regeling aan de minister voor te leggen. Vanaf
de herfst van 1961 wordt hieraan thans aktief gewerkt door een groep taalkundigen
onder leiding van Prof. dr. C. B. van Haeringen uit Utrecht, met medewerking van
de schrijver van dit artikel als geografisch deskundige, de heren Dr. P. J. Meertens
en Dr. D. P. Blök als naamkundigen en Dr. J. Leenen als vertegenwoordiger van de
Belgische delegatie in voornoemde kommissie.
Aangezien de voorstellen van deze groep alleen bestemd zijn voor de minister van
onderwijs, of formeel voor de regering, kan ik er hier uiteraard weinig feitelijks over
meedelen. Ik hoop intussen van harte dat ik over bij voorbeeld een half jaar de vrijheid
zal hebben in dit tijdschrift of eiders een bespreking te wijden aan een officiele rege
ling van de spelling der Nederlandse aardrijkskundige namen. Een bespreking die dan
tevens een verklärende handleiding zal kunnen zijn, want het is bekend dat elke spel-
lingregeling uit de aard der zaak tot betrekkelijk ingewikkelde voorschriften leidt, ook
als men streeft naar uiterste eenvoud in beginselen en bewoordingen. Het is overigens
het plan dat niet alleen regels gepubliceerd zullen worden, maar in het bizonder een
lijst van aardrijkskundige namen met een veertig vijftigduizend trefwoorden, in aantal
dus te vergelijken met de lijst van het KNAG van 1936.
Een dergelijke aardrijkskundige woordenlijst (en we hopen maar vurig dat het nu zo
ver komt) zal dus de eerste algemene aardrijkskundige naamlijst zijn van regeringswege.
Eindelijk zullen beschrijvende geografen en kartografen een officiele gids hebben in
de doolhof der geografische namen. Hiermee wil ik allerminst kleineren de beste twee
gidsen die wij op het ogenblik rijk zijn, het Aardrijkskundig woordenboek van K. TER
Laan (tweede druk 1948, derde in voorbereiding) en de 'Alfabetische lijst van onder-
delen, dorpen, gehuchten en buurtschappen', afd. A III van de Lijst van Nederlandse
gemeenten, bewerkt door D. Vos, referendaris bij het CBS (een voortdurend bij-
gewerkte losbladige uitgave, die vanaf 1948 verschijnt). K. ter Laan gebruikt echter met
enkele wijzigingen de schrijfwijze Beekman en geeft dus vrijwel geen inlichtingen over
de feitelijke spelling van het ogenblik. De klapper van D. Vos, overigens een zeer sym-
patiek boekje, zonder drukfouten, bevat uitsluitend plaats- en gemeentenamen (zij het
dan vele, namelijk een dikke zevenduizend).
Ik wil tot besluit herinneren aan enkele kartografische wensen met betrekking tot de
schrijfwijze van aardrijkskundige namen en de vastlegging hiervan. Een aantal is al ge-
noemd in de brief die ik aan het begin van dit artikel aanhaalde; bij voorbeeld een