536
Internationale in 1956 een afzonderlijke commissie hiervoor in te stellen, onder voor-
zitterschap van prof. K. A. Saliscev (Rusland), die voor deze gelegenheid een gedegen
vergelijkende Studie samenstelde van vrijwel alle bestaande nationale atlassen 4. Het doel
van de commissie is om ervaringen uit te wisselen en om te proberen meer eenheid in
de opzet te verkrijgen. Want deze opzet loopt inderdaad nog ver uiteen, samenhangend
met landelijke verschillen in doelstelling en organisatievorm.
Wat deze organisatievorm betreft, is er in zoverre overeenstemming dat deze atlassen
bijna steeds overheidsuitgaven zijn, gezien de zeer grote investeringskosten, de nood-
zaak tot medewerking van vele overheidsdiensten en de beperkte kring van afnemers
van een dergelijke dure uitgave. Soms zijn er afzonderlijke lichamen voor in het leven
geroepen, zoals het Comite National de Geographie in Frankrijk en een soortgelijk
lichaam in Belgie (eveneens in Nederland, zoals we zullen zien), eiders waren het be
staande pianologische en topografische diensten die de uitgave verzorgden. Steeds wordt
er door allerlei Staatsdiensten aan medegewerkt, hetzij alleen voor het verschaffen van
de gegevens, hetzij door het volledig samenstellen van kaarten van bepaalde ver-
schijnselen.
Ook in de uiterlijke vorm is er variatie. Enkele zijn als een geheel versehenen, zoals
de Atlas van Finland, die van Neder-Saksen, indertijd ook de Atlas van Tropisch Ne
derland. Vaker verschijnen de bladen afzonderlijk en worden ze gebundeld in een
verzamelband die geleidelijk gevuld wordt, of in een cassette (Zweden). In Engeland
was de 'atlas' slechts een verzameling losse kaarten, maar binnenkort komt er van de
Oxford University Press een nieuwe atlas in een gebonden deel.
Wat de inhoud betreft bestaat er bij al deze atlassen wel een zeker Schema, waar ook
de Nederlandse atlas zieh naar voegt. De volgorde loopt meestal van topografie en
kartografie via geologie, relief, hydrografie en biogeografie naar antropologie, demo-
grafie, economie etc. Maar toch bestaat er ook wat de inhoud betreft veel variatie, af-
hankelijk van de eigenaardigheden van het land zelf, de beschikbaarheid van gegevens
en de uitvoerigheid. Een zekere uniformiteit zou voor de vergelijkbaarheid natuurlijk
gewenst zijn, maar zelfs de bovengenoemde commissie is er zieh van bewust dat een
volkomen uniformiteit een Utopie is.
De voorgeschiedenis in Nederland
Reeds in de jaren twintig toen er nog slechts enkele nationale atlassen waren ver
sehenen of begonnen te verschijnen, zijn er onder de geografen in ons land al stem
men opgegaan om ook in Nederland een dergelijk groot opgezet kaartwerk voor te
bereiden. Hieraan werd vorm gegeven toen in 1932 de Sectie Nederland van de Union
Geographique Internationale (waarin de geografische genootschappen en enkele andere
wetenschappelijke instellingen zijn vertegenwoordigd) de zg. 'Kleine Commissie voor
de Wetenschappelijke Atlas van Nederland' oprichtte. Het waren vooral prof. Boerman
uit Rotterdam en de kartograaf J. Schokkenkamp, die hiertoe de stoot hebben gegeven.
De Kleine Commissie heeft daarop een zeer gedokumenteerd ontwerp gemaakt voor
wat deze atlas zou moeten bevatten, dat herhaaldelijk is bijgewerkt en verbeterd.
Verder dan dit ontwerp is het tot na de tweede wereldoorlog niet gekomen: eerst
waren het de economische crisisjaren, daarna de dreiging van de oorlog en deze zelf
die de realisering verhinderden. Pas na de oorlog is het, weer mede dankzij de stuw-
kracht van prof. Boerman, gelukt de belangstelling van de overheid voor het projekt
te wekken, met als gevolg dat er in 1951 een 'Stichting Wetenschappelijke Atlas van
4 K. A. Salichtchev (i960). Atlas Nationaux. Ac. Sc. U.R.S.S., 149 pp.; zie ook I.G.U. News
letter X-l, 1959, pp. 26-29 en de verslagen van Edgar Lehmann in Pet. Mitt. 1959, pp. 300-310
en 1961, pp. 33-35.