123 W - wiri, v&s&ss DE GENERALISATIE VAN DE TOPOGRAFISCHE KAART Genoemd percentage mag: a. hoger zijn, wanneer een bepaald gebied sterk wordt versnipperd door dicht bij elkaar liggende sloten en greppels (denk b.v. aan de omgeving van Giethoorn, Schoonhoven e.d.); b. lager zijn, wanneer een bepaald gebied zeer weinig met sloten en greppels is doorsneden (denk b.v. aan de Wieringermeer, Noordoostpolder e.d.). Weliswaar is dit niet helemaal consequent ten aanzien van de vereiste homogeniteit, maar toch wel aanvaardbaar, omdat de waarde van een sloot, als orienteringspunt, in een sterk geparcelleerd gebied zeer gering is en in een weinig geparcelleerd gebied vrij groot. Wel dient bij de mate van generalisatie der sloten goed voor ogen te worden ge- houden, dat het karakteristieke van het landschap gehandhaafd moet blijven. Uiteraard worden greppels en onbelangrijke doodlopende sloten het eerst weggelaten. Ook zal men droge sloten (greppels) eerder wegnemen dan natte, smalle sloten eerder dan brede, enz.. Kleine kartelingen in contouren van meren, plassen e.d. mögen worden ge- generaliseerd wanneer ze een störend effect in de kaart geven. Ad. 3. Steden, dorpen en lintbebouwing. De meeste zorg vraagt de generalisatie van Steden, dorpen en lintbebouwing! Het streven is er op gericht om, globaal genomen, 5 bebouwingstypen tot uitdrukking te brengen, namelijk: a. de (oude) stadskernen; b. de 'nieuwere' bebouwing (ongeveer uit de periode 1920-1940; dikwijls läge en meer gesloten bebouwing); c. de nieuwste bebouwing (uit de periode nä 1945; dikwijls hoge en meer open bebouwing, als flats e.d.); d. de lintbebouwing; e. de villadorpen en de villawijken (in Steden). Deze bebouwingstypen kunnen op 3 manieren in de kaart tot uitdrukking worden gebracht, namelijk als huizenblok, huizenrij en afzonderlijke huizen. Uit de kaart is dus niet altijd exact af te leiden met welk bebouwingstype men te maken heeft, al zullen de plaats waar de bebouwing ligt in een stad of dorp en de vorm van het stratenpatroon hierover dikwijls enige informatie geven. A B C Fragment 1:25 000 vöor generalisatie. Fragment A nä generalisatie. Fig. 3. Fragment B na verkleining tot 1 50 000.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1964 | | pagina 11