124 J. OOMS Bebouwing van het type a zal gewoonlijk en bij voorkeur als huizenblok op de kaart worden voorgesteld, tenzij de 'openheid' der bebouwing hiertoe geen aanleiding geeft. Bebouwing van het type b wordt, afhankelijk van de mindere of meerdere 'open heid' der bebouwing, als huizenblok of als huizenrij voorgesteld. Zij is dikwijls een overgangsvorm tussen de typen a en c. Met in achtneming van het gestelde ten aanzien van de 'openheid', zal men geneigd zijn om aan de kant van type a eerder een huizen blok en aan de kant van type c eerder een huizenrij voor te stellen. Afhankelijk van de werkelijkheid kunnen de huizenrijen onderbroken zijn door openingen. Bebouwing van het type c (dus flats e.d.), moet als huizenrij worden voorgesteld. Het onderscheid met type b is in de kaart dikwijls vrij duidelijk vast te stellen, omdat de bebouwingsdichtheid bij type c meestal geringer is en dus de openingen tussen de huizenrijen groter zijn dan bij type b, terwijl blokken flatwoningen ook dikwijls niet in elkaars verlengde liggen. Bebouwing van het type d wordt als huizenrij of afzonderlijke huizen voorgesteld, afhankelijk van de werkelijkheid. Bij lintbebouwing wordt getracht, het ietwat on- samenhangende en onregelmatige in de bebouwing tot uitdrukking te brengen. Bebouwing van het type e moet als afzonderlijke huizen worden voorgesteld. Hierbij is het natuurlijk niet mogelijk om ieder huis (villa) voor te stellen. A B C Fragment B na verkleining tot 1 50 000. Fragment 1 25 000 Fragment A v66r generalisatie. nä generalisatie. Fig. 4. Bij alle bebouwingstypen geldt, dat kleine uitbouwsels en inspringingen, schüren, garages, kippenhokken e.d. als regel worden weggelaten. In het algemeen wordt be bouwing achter huizen eerder weggelaten dan bebouwing längs wegen. Heggen, bomen, afrasteringen en soortgelijke scheidingen, achter of tussen huizen en huizenrijen, worden als regel weggelaten. Ad. 4. Open terrein. In het open terrein dient zoals reeds gezegd het karakteristieke van het land- schap zoveel mogelijk te worden gehandhaafd. Kleine percelen bouwland in weiland, of omgekeerd, mögen worden gegeneraliseerd. De mate hiervan wordt bepaald door de omliggende topografie. De verhouding van bouwland tot weiland dient echter zoveel mogelijk gelijk te blijven. In het algemeen zal men een bosperceel (onder meer om zijn hoogte) minder gauw weglaten dan een perceel bouwland of weiland. Heggen, bomen, afrasteringen, schüren e.d. (bij huizen en boerderijen) mögen worden gegeneraliseerd, doch in mindere mate dan bij dorpen, Steden en lintbebouwing.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1964 | | pagina 12