391
BESPREKINGEN
Koeman, C., Handleiding voor de Studie
van de topograjische kaarten van Neder-
land, 1750-1850. [With an English sum-
mary.] Wolters, Groningen 1963. 24 x 32
cm, 120 pp., facs. kaartfragm., 7 losse
bladwijzers, 14,90.
Dit werk werd uitgegeven met steun van
het Kon. Ned. Aardrijksk. Genootschap, het
Prins Bernhard Fonds en de Kon. Ned. Hei-
demaatschappij
Na een uitvoerige inleiding (hfdst. 1) en
hoofdstuk 2, Overzichtskaarten van Neder-
landse provincies, omstreeks 1750 in gebruik,
volgen de teksthoofdstukken 3 t/m 9, waarin
ter sprake komen de Hattinga-kaarten, de stijl
en de betrouwbaarheid van 18e-eeuwse hand-
schriftkaarten, de kaart van de Oostenrijkse
Nederlanden door Ferraris, de Krayenhoff-
kaart, het kadaster, de waterstaatskartografie
en de rivierkaart, en tenslotte de voorgeschie-
denis en de eerste uitgave van de Stafkaart.
Hoofdstuk 10 is in hoofdzaak een reper-
torium van 174 gedrukte topografische kaarten
van Nederlandse provincies, landstreken, plaat-
sen met hun omgeving, eilanden, enz., om
streeks 1750 in gebruik of tussen 1750 en
1850 uitgegeven. Stadskaarten en zeekaarten
zijn niet opgenomen. Hoofdstuk 11 omvat de
bladwijzers. Bladwijzer 1 behoort bij hoofd
stuk 2 (zie boven).
De bladwijzers 2, 3 en 6 geven de ligging
aan van 49 in het repertorium genoemde kaar
ten. In de linkerbovenhoek van elk kader Staat
het betreffende nummer van het repertorium
vermeld. De bladwijzers 4, 5 en 6 betreffen
handschriftkaarten, die dus niet in het reper
torium voorkomen. Bladwijzer 7 geeft de blad-j
indeling van de eerste editie (1850-1864) van
de Stafkaart.
Het boek bestaat dus eigenlijk uit, behalve
de inleiding, 3 gedeelten, t.w. tekst, reper
torium en bladwijzers. In de inleiding zegt de
auteur, dat die lezers, die zo goed als onbe-
kend zijn met de oude kartografie van Ne-
derland, „in deze handleiding een körte Studie
[vinden] van de geschiedenis der kartografie
van Nederland uit de periode 1750-1850 en
een hulpmiddel bij het opzoeken van oude
kaarten die voor regionale historisch geogra-
fische studies van belang kunnen zijn."
Bovengenoemde „körte Studie(de
tekst-hoofdstukken 3 t/m 9 dus) is een belang-
rijk geschrift, dat voortaan, als het om de pe
riode 1750-1850 gaat, door een ieder gelezen
dient te worden, naast de Geschiedenis der
kartografie van Nederland door S. J. Fockema
Andreae en B. van 't Hoff (Nijhoff 1947).
Als 'hulpmiddel bij het opzoeken van oude
kaarten is deze handleiding ook van groot
belang, al is o.a. de ingewikkelde opzet een
bezwaar. Men moet nl. minstens de inleiding,
de bladwijzers en het repertorium raadplegen,
soms nog een gedeelte van de tekst, het laatste
evt. te vinden via het register van persoons-
namen. Het repertorium nl. omvat geen hand
schriftkaarten en geeft geen verwijzingen naar
bladwijzers en/of tekst.
Een veel groter bezwaar echter is, dat de
gebruiker van deze handleiding er in de mees-
te gevallen niet uit kan opmaken, waar in
Nederland zieh de genoemde kaarten bevin-
den. Dit bezwaar kan volgens de auteur opge-
heven worden wanneer het door hem geschre-
ven boek (diss.) Collections of maps and at-
lases in the Netherlands. Their history and
present state, Leiden, E. J. Brill, 1961, naast
deze handleiding gebruikt wordt. In het twee-
de gedeelte daarvan zijn nl. 190 verzamelin-
gen, archieven en bibliotheken, die op karto-
grafisch gebied iets te betekenen hebben, ver
meld, onder aanduiding van de Streek of het
onderwerp, waarin de verzameling gespeciali-
seerd is. Volgens Koeman, in de inleiding
van het hier besproken werk, geeft zijn Col
lections een antwoord op: wat bevindt
zieh waar? Volgens mij is dit in zijn alge-
meenheid beslist niet zo; Collections is in
dit verband alleen van (groot) nut als reisgids
voor hen, die een speurtocht längs de in het
betreffende geval in aanmerking körnende
kaartenverzamelingen willen maken; zekerheid,
of een bepaalde kaart in een bepaalde verza
meling aanwezig is, geeft Collectionsniet
in het minst. Beter had bij elke in het reper
torium genoemde kaart een twee- of drietal
vindplaatsen aangegeven kunnen worden. Een
vindplaats per kaart moet aan de auteur toch
al zonder meer bekend zijn.
Op blz. 59 Staat een Schema van de water
staatskartografie ca. 1730-1800 (gedrukte kaar
ten). De hierin kort-genoemde kaarten komen
merendeels ook voor in het repertorium, en
dan met een uitvoerige titel en omschrijving;
helaas zijn de repertoriumnummers in het
Schema niet bij de kaarten vermeld, en het
zelf opzoeken is lang niet eenvoudig.
Op blz. 62 wordt de kaartgebruiker ver-
wezen naar die kaartenverzamelingen in Ne
derland, waar hij de meeste kans heeft de b.g.
gedrukte waterstaatskaarten uit de periode ca.
1730-1800 te vinden. Genoemd worden het
Algemeen Rijksarchief, het Archief van de
Provinciale Griffie van Zuid-Holland, de Uni-
versiteitsbibliotheek te Utrecht (Collectie