r G. J. ZUIDHOEK1 HET GEBRUIK VAN PLANS EN TOPOGRAFISCHE KAARTEN BIJ EEN SOCIAAL-ECONOMISCH BUREAU VAN EEN STEDE- BOUWKUNDIGE AFDELING ,- v'f^y^/AP./v/ Het is als inleiding tot dit ontwerp nuttig iets te verteilen over de toepassingen van de kaart door de ontwerper i.e. de stedebouwkundige architect. Wanneer de ontwerper gebruik maakt van kaartmateriaal zal hij zieh allereerst be- raden over de geeigende schaal. Deze hangt af van de aard van het ontwerp. Ontwerpt hij een stadswijk, dan zal hij meestal een ondergrond 1 10 000 of 1 5 000 nemen. Moet hij een groep bouwblokken saneren en voor een beperkt gebied dus een nieuwe stede bouwkundige visie geven, dan gebruikt hij wellicht 1 1000. Ook doorbraken kunnen het onderwerp van zijn Studie zijn en dan zullen afhankelijk van de grootte van het gebied de schalen 1 1000 of 1 2500 voor hem de meest gewenste zijn. Kenmer kend voor zijn kaartgebruik is, dat hij veelal over de kartografische ondergrond een transparant stuk papier legt waarop geschetst wordt, zodat de kaart zelve intact blijft. De resultaten van het werk van de stedebouwkundige ontwerper: de uitbreidings- plannen (in hoofdzaak, zowel als in onderdelen), wederopbouw-, sanerings-, stadsver- nieuwings- en doorbraakplannen, moeten om rechtskracht te krijgen gedrukt worden op een kadastrale ondergrond. De hieromtrent bestaande wettelijke voorschriften leiden dus tot een grote afname van kaarten, die op een kartografische afdeling, b.v. van de Topografische Dienst of op de onderafdeling 'Kaart van Amsterdam' van de Dienst der Publieke Werken van Amsterdam tot stand zijn gekomen. Het is in het kader van dit artikel niet wel mogelijk uitputtend na te gaan voor wel ke doeleinden de topografische ondergronden op allerlei schalen bij diverse bureau's in Nederland toegepast worden. Ik bepaal me daarom zeer bewust tot de afdeling Stads- ontwikkeling van de Dienst der Publieke Werken te Amsterdam, dus tot een stedebouw- kundig bureau. Om het arbeidsterrein nog scherper af te bakenen, nemen we van het zo juist genoemde stedebouwkundig bureau een onderafdeling: het Studiebureau, ook wel genoemd survey of de sociaal-economische afdeling. Het is dienstig allereerst duidelijk te maken wat het Studiebureau, de sociaal-econo mische onderafdeling, voor werkzaamheden verricht. Ik baseer mij hierbij op de inau- gurele rede, die Prof. ir. Th. K. van Lohuizen in 1948 uitsprak over de eenheid van het stedebouwkundige werk en de openbare les, die Prof. ir. L. H. J. Angenot hield ter gelegenheid van de instelling van de afd. Stedebouwkundig Hoger Onderricht aan de Academie van Bouwkunst te Amsterdam in 1957. Als we de totstandkoming van een enigszins belangrijk stedebouwkundig ontwerp nagaan dan kan men niet volstaan met te zeggen, dat een stad doelmatig moet zijn in- gericht. Een stad is niet uitsluitend een concretisering van architectonische verhoudingen. Er zal ook harmonie moeten zijn tussen het leven van de bewoners in al zijn uitingen en de vorm waarin dit zieh als het wäre kristalliseerthet stadsorganisme. Er zullen allerlei juiste verhoudingen moeten worden geschapen. Er zal een juiste verhouding moeten zijn tussen de oppervlakte der werkterreinen van welke aard dan 1 G. J. Zuidhoek, Technisch Hoofdambtcnaar bij de Dienst der Publieke Werken, afdeling Stadsontwikkeling, Amsterdam.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1964 | | pagina 3