V/. P. HEEREMA en G. G. L. ST EUR1 489 ENKELE KARTOGRAFISCHE ASPECTEN VAN DE BODEM- KAART VAN NEDERLAND 1 50 000 Toen in de jaren 1952-1954 de opname voor de bodemkaart 1 200 000, de zoge- naamde Nebo-kaart, nog in volle gang was, is reeds het plan ontstaan een meer gede- tailleerde bodemkaart van Nederland te maken. Dit plan heeft geleid tot een opdracht van de Minister van Landbouw en Visserij aan de Stichting voor Bodemkartering een systematische bodemkaart van Nederland te vervaardigen en uit te geven. Eerst na de voltooiing van de Nebo-kaart kon een begin worden gemaakt met het voorbereidende werk. Dit is thans afgesloten en on'angs is het eerste kaartblad van de Bodemkaart, schaal 1 50 000 versehenen, nl. het blad 43 West (volgens de bladindeling van de Topografische Dienst). Een deel van dit blad is als bijlage bij dit artikel gevoegd om een indruk van de wijze van uitvoering te geven. Het is niet het doel van dit artikel een overzicht te geven van de vele problemen, die zieh voordoen bij de opzet en de uitvoering van een dergelijk omvangrijk werk. Slechts een aantal aspecten, die voor gei'nteresseerden in de kartografie van belang kunnen zijn, willen wij in het kort behandelen. Voor een goed begrip van hetgeen volgt is het nuttig vooraf uiteen te zetten, wat wordt verstaan onder het begrip bodemkaart en wat op een bodemkaart wordt voor- gesteld. De bodem vormt het buitenste deel van de aardkorst. Hij bestaat uit door geologische krachten aangevoerd moedermateriaal, waarop uitwendige factoren als het klimaat, de waterhuishouding, de planten- en dierenwereld inwerken. Onder invloed van deze fac toren treden in het moedermateriaal veranderingen op, die bodemvorming worden ge- noemd. Deze processen bestaan uit toevoer, afvoer, nieuwvorming en afbraak, zowel van organische als van minerale Stoffen. Door het ophopen, uitspoelen en het soms dieper in de grond weer neerslaan van de chemische verbindingen ontstaat in de bodem een gelaagdheid, die oorspronkelijk niet in het moedermateriaal aanwezig was. Het samenstel van lagen in een vertikale doorsnede, die wij zien wanneer een kuil wordt gegraven, vormt het bodemprofiel. De afzonderlijke lagen worden horizonten genoemd, die naar hun aard met vaste letter- en cijfercombinaties worden aangeduid. De kenmer kende opeenvolging van bepaalde horizonten in een bodemprofiel is een belangrijk cri- terium bij de indeling en herkenning van de verschillende bodems. ledere bodem heeft een zekere uitgebreidheid, zowel in de diepte (het bodemprofiel) als in horizontale richting. De bodem is dus een driedimensionaal lichaam. De verschillen in bodemgesteldheid, die tot uiting komen in een verschillende opbouw van het bodem profiel, steh men vast met een grondboor (afb. 1). De grenzen van de bodemeenheden kunnen met behulp van dit instrument worden opgespoo'rd. De onderscheiden eenheden kunnen daardoor op een kaart, de bodemkaart, worden voorgesteld, hetgeen meestal door middel van kleuren en Symbolen gebeurt. 1. INLEIDING 2. BODEM, BODEMKAART EN BODEMKARTERING 1 J. P. Heerema en Ir. G. G. L. Steur. Resp. Hoofd van de Afd. Cartografie en Hoofd van de Afd. Kaartcoördinatie, Stichting voor Bodemkartering, Bennekom

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1964 | | pagina 3