494
J. P. HEEREMA EN G. G. L. STEUR
luidende legenda wordt gehanteerd. Op gelijke wijze voorgestelde vlakken moeten ook
bodemkundig dezelfde inhoud hebben. Om dit te bereiken is een systeem van bodem-
classificatie opgebouwd, waarin alle gronden van Nederland een plaats vinden. De
legenda van de bodemkaart, schaal 1 50 000, is een nadere uitwerking van dit systeem,
dat berust op een indeling naar de verschillende bodemkundige processen aan de hand
van meetbare kenmerken van het bodemprofiel.
Bij de uitwerking van de bodemclassificatie tot een legenda is rekening gehouden met
de karteerbaarheid en de mogelijkheid van voorstelling op de bodemkaart, dus met de
schaal van de kaart. Dit is o.a. gebeurd door toetsing van een aantal proeflegenda's in
proef karteringen
Een andere belangrijke consequentie van een systematische kaart is de eis, dat de
inhoud en de begrenzing van de kaartvlakken een gelijke orde van nauwkeurigheid
moeten hebben. De variatie in de bodemgesteldheid is echter zo groot, dat slechts in
zeer homogene gebieden een kaartvlak voor 100 uit de aangegeven legenda-eenheid
bestaat. Vrijwel elk kaartvlak bevat zekere onzuiverheden van een of enkele andere
legenda-eenheden. Dergelijke afwijkingen kunnen een kleiner of groter percentage van
het betrokken kaartvlak beslaan. Op grond van ervaringen wordt aangenomen, dat een
onzuiverheid van ten hoogste ca. 30 van de oppervlakte van elk afzonderlijk kaart
vlak moet worden toegelaten. Beneden dit percentage wordt de onzuiverheid als veront-
reiniging beschouwd en verwaarloosd. Stijgt de onzuiverheid boven 30 dan wordt
het kaartvlak aangegeven als een combinatie van de samenstellende delen, die associatie
wordt genoemd (afb. 4). Bij de voorstelling op de bodemkaart worden deze associaties
o.a. door middel van mozaieken in de kleuren van de enkelvoudige kaarteenheden onder-
scheiden.
De betrouwbaarheid van de bodemgrenzen, die op de kaart worden afgebeeld, hangt
af van hun aard. Sommige zijn scherp, duidelijk in het terrein waar te nemen en dus
vrij exact op de kaart weer te geven. Men houde daarbij voor ogen, dat bodemgrenzen
nooit met de nauwkeurigheid van een topografische kartering worden opgenomen. Der
gelijke grenzen worden zelden of nooit ingemeten. De karteerder schetst ze uit de vrije
hand in het terrein op de topografische basis in. Dit is ook verantwoord, omdat de
meeste bodemeenheden zeer geleidelijk in elkaar overgaan. De bodemgrens is dan eerder
een gemiddelde lijn door een breed overgangsgebied van de ene naar de andere eenheid
dan een exacte af beelding van de scheidingslijn tussen die eenheden. Daarom kan dan
ook worden gesteld, dat voor het voldoend betrouwbaar weergeven van de bodemgren-
f zen ca. 5 waarnemingen per cm2 van de definitieve bodemkaart voldoende zijn. Dit
houdt in, dat voor de bodemkaart, schaal 1 50 000, dus gemiddeld 1 boring per 5 ha
i tot een diepte van 1,20 m wordt uitgevoerd. Voor een volledig kaartblad (50 000 ha)
worden dus 8000 a 10 000 boringen verricht.
5. De hoofdindeling van de legenda
De legenda is opgebouwd uit enkelvoudige kaarteenheden, associaties van twee of
meer enkelvoudige kaarteenheden, toevoegingen, grondwatertrappen en enkele andere
onderscheidingen.
De enkelvoudige kaarteenheden zijn gebaseerd op het Nederlandse systeem van
Bodemclassificatie, nader onderverdeeld naar o.a. kalkgehalte, veensoort, zanddiepte en
korrelgrootte.
De associaties zijn combinaties van enkelvoudige kaarteenheden, die vaak min of
meer geografisch bepaald zijn. Zij worden aangegeven wanneer de samenstellende delen
in verband met de schaal niet meer afzonderlijk zijn voor te stellen (zie ook afb. 4).