KAART UITWATERENDE SLUIZEN IN KENNEMERLAND EN W.-FRIESLAND 105
wenselijk was nieuwe te laten drukken, werd met mutaties rekening gehouden en werden
de wapens dienovereenkomstig veranderd.
Om na te gaan of er nog andere dan door mij genoemde drukken bestünden, werden
nog geraadpleegd de archieven van het Hoogheemraadschap der Uitwaterende Sluizen
te Edam, het Noorderkwartier te Alkmaar, het A.R.A. te 's-Gravenhage, het R.A. te
Haarlem, het Gemeentearchief te Alkmaar en Hoorn en de collectie Bodel Nijenhuis van
de Universiteitsbibliotheek te Leiden. Slechts in de laatste bevond zieh een niet door mij
genoemde druk, nl. een 4-blads kaart van de lste druk.
Nu kwam men na het gereedkomen van de grote kaart in 1680 tot de conclusie, dat
de kaart voor vele doeleinden wel wat onhandig was en men besloot daarom, ook nog
een 4- en een 1-blads kaart te laten vervaardigen; de volgende aantekeningen hebben
daarop betrekking:
A°. 1680 Betaelt aen Coenraet Decker f. 57:4 over vijff plaeten tot het drucken van de middel-
bare ende kleene kaerte van de U. Sl., mitsgaders over het schuyre van deselve.
A°. 1682 Betaelt aen Abraham Deur f. 350:ter zake ende over 't snijden van alle namen ende
letters in de nieuwe middelbare kaerte vant district van de U. Sl.
A°. 1682 Betaelt aen Abraham Deur f. 156:1 ter zake ende over tsnijden van alle letters in de
kleenste kaert van de U. Sl.
A°. 1682 Het veranderen van eenige wapens in het kleinste kaartje zal geschieden, naar rangorde
van zitting, omdat het niet veel moeite en kosten baren zal.
Er doet zieh nu een eigenaardigheid voor. Uit de namen van de 2de druk blijkt, dat
in januari en juli 1681 de Heemraden Allart Mutal en Adriaan Schagen werden
aangesteld en dat dus Auwel Pietersz Prins en Pieter Vrijburgh kort te voren
moeten zijn overleden of afgetreden.
Het zou nu vanzelfsprekend zijn geweest, hun wapens op de nieuwe koperen platen
te laten aanbrengen. Dat is echter, zoals uit de vondst in de collectie Bodel Nijenhuis
blijkt, niet gebeurd. Hieruit zouden we de conclusie kunnen trekken, dat in juli 1681
de wapens reeds waren aangebracht; maar dan heeft Abraham Deur wel wat lang op
zijn geld moeten wachten.
Een andere mogelijkheid is, dat de wapens in juli 1681 nog niet gesneden waren,
doch dat men vergeten had, de mutatie aan Abraham Deur door te geven of dat men
het volkomen onbelangrijk achtte.
Men mag nu verder veronderstellen, dat nä het gereedkomen van de koperen platen
enige proefafdrukken zijn vervaardigd om aan het College ter beoordeling voor te
leggen; een van deze proefdrukken is dan in de collectie Bodel Nijenhuis terecht
gekomen.
Toen nu op 11-9-1682 Johan van Egmont aftrad en Gerard van Egmont hem
opvolgde, heeft deze laatste het wel nodig geacht, de wapens met de nieuwe situatie in
overeenstemming te laten brengen. Nog in het laatste kwartaal van 1682 konden de
kaarten te koop worden aangeboden en wel f. 6 voor de grote, f. 2 voor de middelbare
en 12 stuivers voor de kleine kaart.
Over de 4de en de 9de druk kon ik in het archief van het Waterschap geen enkele
aanwijzing vinden. Het is dan ook denkbaar, dat er ook nog andere drukken zijn ge
weest, die eveneens niet zijn genoemd. Mogelijk blijft het dus, dat er zieh hier of daar
nog een exemplaar bevindt, dat op een gegeven moment nog te voorschijn kan komen.
Mocht een van de lezers een nog niet door mij genoemde druk kennen of ontdekken,
dan houd ik mij voor een mededeling hierover ten zeerste aanbevolen.