226 J. A. C. E. VAN ROERMUND Souvereine Vorst, de latere Koning Willem I zijn Souverein Besluit no. 108 uitvaar- digde. Als oorspronkelijke doelstelling gold primair het verzamelen van militaire inlich- tingen, speciaal in die gebieden waar een eventuele toekomstige oorlog verwacht kon worden en secondair, het maken van een kaart. De verkenningen werden het eerst ver- richt, nl. van 1816-1830, in de Zuidelijke Nederlanden. Deze militaire inlichtingen be troffen een 'memoire descriptif et statistique' en een 'memoire historique'. Het eerste was een beschrijving van de landstreek, zowel naar alle facetten van de topografie als naar de verschillende administratieve indelingen. Bovendien moesten de versterkte Steden en forten nauwkeurig worden beschreven. Van de overige Steden en dorpen moesten o.a. worden vastgelegd de mogelijkheden van kazernering, het aantal inwoners, het aantal huizen, schüren, smidsen, bakkerijen e.d.; allemaal objecten van belang voor de vroegere oorlogsvoering. Een 'memoire historique' was een verhandeling over de eventuele oorlogen of veld- slagen, welke vroeger in het bewuste terrein waren gevoerd, met de aantekeningen er bij, waarom die oorlogshandeling goed of siecht was verlopen en indien dit laatste het geval was, of de terreinkeuze wel juist was geweest. Bij deze gegevens behoorde ook een kaart om de inlichtingen nader te kunnen orien- teren. Van deze tijd zijn prachtige manuscriptkaarten op de schaal 1 25 000 bewaard gebleven, welke echter nooit in druk zijn versehenen. Toen in 1830 de Belgische opstand uitbrak, werden de officieren van de Militaire Verkenningen gedirigeerd naar het veldleger en moest de toenmalige Directeur, de kolonel van Gorkum, zijn bureau in Gent snel overbrengen naar meer veilige gebie den. Hij vestigde zieh te Leiden. Van 1834 tot 1840 werden, onafhankelijk van het bureau van van Gorkum, ver kenningen verricht in Brabant, het terrein waar kroonprins Willem zijn legers had samengetrokken. Van dit gebied zijn eveneens zeer fraaie manuscriptkaarten bewaard gebleven. Na 1840 werden de Noordelijke Nederlanden verder verkend en gekaarteerd. Vanaf dit tijdstip werden de werkzaamheden beperkt tot het maken van de kaart; het schrijven van de voorheen besproken 'memoires' kwam te vervallen. In de hierna volgende decennia tot aan 1932 hebben bij de dienst der Militaire Ver kenningen vele organisatorische en kaarteringstechnische wijzigingen plaats gevonden, het is echter in dit körte bestek niet mogelijk hierop nader in te gaan. Dit geldt te meer, omdat in het navolgende evenzeer de blik moet worden gericht op de Topographische Inrichting, welke de tweede pijler is geweest waarop de Topografische Dienst vanaf 1932 is gefundeerd. Zoals gezegd mag 1818 worden aangehouden als officiele stichtingsdatum. Toen werd bij Koninklijk Besluit een 'Lithographisch Etablissement' toegevoegd aan de Eerste Af- deling van een in 1806 opgericht 'Topographisch Bureau'. Dit Lithographisch Etablis sement is, ondanks verschillende pogingen, nooit tot ontwikkeling gekomen. Daaren- tegen stichtte in 1823 de tweede directeur van de Militaire Verkenningen, de voorheen genoemde kolonel van Gorkum, bij zijn dienst in Gent een lithographische inrichting. Deze steendrukkerij, hoe klein ook begonnen, kwam wel tot ontwikkeling en moet be- schouwd worden als oorsprong van de drukkerijen van de Topografische Dienst. De steendruk was nog maar kort tevoren door de Duitser Alois Senefelder uitgevonden en van Gorkum liet de kapitein Roloff in Leipzig inlichtingen daarover inwinnen. Bovendien trok hij een zekere Kierdorff als drukker aan, een man, die in Gent als particulier drukker werkte en zeer bekwaam was, speciaal in de steendruk. Zoals gezegd werd deze lithographische inrichting in 1830 verplaatst van Gent naar üiä isttl

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1965 | | pagina 10