J. VAN DER KLEIJ1
409
HET ONTSTAAN EN DE GESCHIEDENIS, DE FUNCTIE EN
DE BETEKENIS VAN DE WATERSTAATSKAART EN DE
KARTOGRAFISCHE ASPECTEN ERVAN
1. Inleiding
Reeds enige tijd was bij de directie Algemene Dienst van de Rijkswaterstaat de möge
lijkheid in onderzoek, om aan het 100-jarig bestaan van de Waterstaatskaart van
Nederland enige bekendheid te geven. Toen de directie Algemene Dienst werd benaderd
door de Kartografische Sectie van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Ge-
nootschap om dit te doen tijdens haar jaarvergadering op 11 juni 1965 te Nijmegen,
werd deze suggestie dankbaar aanvaard. Onderling overleg heeft er toe geleid, dat
voordrachten zouden worden gehouden over het ontstaan en de geschiedenis, de funetie
en de betekenis van de Waterstaatskaart, alsmede over de kartografische aspecten ervan,
welke voordrachten gepubliceerd zouden worden in het Tijdschrift van het Koninklijk
Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap. Bovendien zou een tentoonstelling worden
ingericht, die van de genoemde aspecten een uitbeelding gaf.
2. Het ontstaan en de geschiedenis van de Waterstaatskaart
Tot goed begrip van de ontstaansgeschiedenis van de Waterstaatskaart dienen wij ons
te verplaatsen in de toestand van honderd jaar geleden, toen de verkenning van de
1 opografische Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden juist was voltooid
en de gehele kaart in druk verscheen. De voorbereidingen daartoe zijn echter veel eerder
begonnen.
Reeds in 1820 werd door Koning Willem I bij Besluit van 14 november nr. 79 een
commissie benoemd om te onderzoeken in hoeverre het mogelijk was van het Verenigde
Koninkrijk een kaart te ontwerpen geschikt voor alle openbare diensten (Commissie
de Man). De commissie bracht al in September 1822 haar rapport uit. De verdere
behandeling ondervond veel vertraging en liep ten slotte op niets uit.
In 1830, na de afscheiding van Belgie bestünden er nog steeds geen kaarten, nauw-
keung genoeg om door het leger of civiele diensten te kunnen worden gebruikt. De
hoofden van de civiele departementen zagen kennelijk de belangrijkheid van een „topo
grafische kaart dezer landen op eene gelijke schaal voor alle diensten gebragt",zoals
in de opdracht van Koning Willem I stond vermeld, nog niet in. De Generale Staf
was echter wel van de noodzaak overtuigd en gaf aan officieren van het leger, veelal
ingenieurs, opdracht de nodige metingen en verkenningen te verrichten om Noord-
Brabant in kaart te brengen. In 1839 was de gehele provincie Noord-Brabant en een
gedeelte van Limburg opgenomen en in kaart gebracht op de schaal 125 000.
Na goedkeuring door Koning Willem I werd opdracht gegeven de werkzaamheden
over het gehele rijk te vervolgen. Koning Willem II, die in 1840 de troon besteeg,
gelastte dat de kaart in druk zou verschijnen. De minuten ervan werden bij het toen-
malige 'Topografische Bureau' gegraveerd op de schaal 1 50 000. De kaart kreeg de
naam van „de Topografische Militaire Kaart van het Koninkrijk der Nederlanden".
De verkenningen duurden tot 1856; in 1864 waren de 62 bladen voltooid en in druk
versehenen.
1 Ir. J. van DER Kleij, Hoofdingenieur van de Rijkswaterstaat in de directie Algemene Dienst,
's-Gravenhage.