Ide contactruimte in het grensgebied van atmosfeer en aardoppervlak, de sfeer waarin
dode en levende natuur en de menselijke activiteit met elkaar in ruimtelijke betrekking
staan. De geosfeer, naar zijn meetkundige aard ('sfeer' in de betekenis van bol) een
continuum, is in geografisch opzicht discontinu: zowel in horizontale als in verticale
richting stelt men verschillen vast. Het doorzien en karakteriseren van de binnen de
geosfeer voorkomende verscheidenheid is opgave voor de geografie, waarbij naast woord
en geschrift de kaart een belangrijk uitdrukkingsmiddel is.
De classificatie door de geograaf van de objecten en verschijnselen van de geosfeer
geschiedt op een andere wijze dan het ziften der terreinvoorwerpen t.b.v. het samen
stellen van de topografische kaart. Bij een geografische classificatie vormen oorsprong,
onderlinge samenhang der objecten en hun functie in het menselijk handelen de sor-
terende criteria, waardoor elk terreinvoorwerp 'vertaald' wordt tot landschapselement.
Men volgt daarbij twee wegen, een horizontale en een verticale.
De horizontale weg leidt tot een systematische indeling en berust op de laagsgewijze
opbouw van de geosfeer. De deelsferenatmosfeer, biosfeer, hydrosfeer en lithosfeer
vormen tezamen de bouwstenen voor het woongebied van de mens, en deze vormt zieh
hierin de anthroposfeer. Door de systematische indeling worden met elkaar samen
hangende bestanddelen van de geosfeer van elkaar losgemaakt en op zieh zelf bezien;
het is een analytische werkwijze waarbij terreinvoorwerpen naar hun aard worden onder-
gebracht bij een of meer deelsferen. Het kartografisch uitdrukkingsmiddel bij uitstek
vormt hierbij de thematische kaart, welke wij bij voorkeur aangeduid zien als m o n o-
thematische kaart, bv. een economisch-geografische kaart of een bodemkaart.
De op deze kaarten wel voorkomende grenslijnen hebben het karakter van enkelvou-
dige discontinui'teitslijnen: zulk een grenslijn Scheidt gebieden van elkaar, waarvan de
kaart slechts in een opzicht verschillen aanduidt. Middels deze werkwijze worden ook
wel 'landschappen' onderscheidenmonothematische landschappen, omdat men ze de-
finieert op basis van een thema bv. natuurlandschap, cultuurlandschap, industrieland-
schap, geomorfologisch landschap, bodemkundig landschap.
De verticale indeling van de geosfeer is gebaseerd op de gedachte dat de te classifi-
ceren objecten en verschijnselen genetisch, oorzakelijk of funetioneel met elkaar samen
hangen. De geosfeer wordt nu ingedeeld in ruimtelijke eenheden welke gekarakteriseerd
zijn door een combinatie van kenmerken, ontleend aan de zieh in dit gebied doen gel
dende deelsferen. Het verspreidingsgebied der afzonderlijke kenmerken heeft in het
algemeen niet dezelfde begrenzing, hetgeen tot gevolg heeft dat de onderkende ruimte
lijke eenheden afgebakend zijn door een zgn. samengestelde discontinui'teitsstrook, welke
in enkele gevallen versmald kan zijn tot een lijn. Het omsloten gebied noemt men regio j
of idiochor wanneer men acht slaat op alle geografisch van belang zijnde kenmerken; j
let men echter op de direct zichtbare kenmerken, dan is sprake van 'landschap'. In het
kerngebied van regio of landschap zijn de typerende kenmerken alle vertegenwoordigd,
daar plaatst de kartograaf dan ook de naam, maar in de grensstrook kunnen een of meer
kenmerken ontbreken.
I Regio of landschap worden wel aangeduid met het meest dominerende kenmerk:
wanneer de sociaal-geograaf spreekt Over 'de zandgronden' in Nederland, dan duidt hij
daarmee meer dan alleen maar het verspreidingsgebied van een grondsoort aan; hij
doelt dan op dat deel van ons land dat gekenmerkt is door een bepaald fysisch milieu,
een bepaalde occupatie en demografische struetuur, en door geografisch karakteristieke
agrarische en niet-agrarische bedrijvigheid.
Bij de beschrijving van een regio of van een landschap komen derhalve verscheidene
thema's aan de orde en men gaat daarbij doorgaans uit van het kerngebied waar immers
alle kenmerken vertegenwoordigd zijn. In het begrenzen van regio of landschap blijven
78 J. J. C. PIKET