J. C. PIKET grafische kaart 1 25 000 een karakterverschuiving van terreinkaart tot polythematische kaart te bewerkstelligen. Een van de belangrijkste kenmerken van een kaart is de schaal ervan. Op een kaart 1 25 000, een zgn. 4 cm-kaart, is de weergave van terreinvoorwerpen met afmetingen van ongeveer 1 m, bv. wegwijzers, een spoorlijn, niet mogelijk dan alleen middels overdrijving der afmetingen (exageratie). Voorwerpen in de orde van grootte van een decameter kunnen op deze kaart echter wel in de juiste grootte-verhouding worden weergegeven; dit geldt o.m. voor woonhuizen, fabrieken, wegen, rivieren enz., zij het met enige vereenvoudiging der vormen. Juist onder deze objecten zijn er nu talrijke die voor de belangrijkste geografische activiteiten van de mensheid: wonen, werken, transporteren en reizen, van grote betekenis zijn. Ook de terreinvormen en -verschijn- selen waarin deze belangrijke objecten zijn ingevoegd kunnen op deze schaal nagenoeg vorm- en afmetinggetrouw worden weergegeven. Dit schaalkenmerk van de topografische kaart 1 25 000 biedt zeer grote mogelijkheden voor de weergave van geografisch be- langrijke verschijnselen. Dat van deze mogelijkheid echter niet altijd gebruik gemaakt wordt, blijkt uit het niet weergeven van de perceelsgrenzen in landbouwgebieden, waar- door het akkerland op de kaart samenvalt met vormloze, en wegens het ontbreken van een kleursymbool tevens inhoudsloze kaartelementen; voor de dekkingzoekende infan- terist een waarschuwing, voor de inzichtzoekende geograaf een gemis. Bovendien doet zieh hierbij het gevaar voor van verwarring met eveneens witgelaten kaartelementen, nl. die betrekking hebben op zgn. 'onland en op havenemplacementen, fabrieksterreinen enz.. Hier is in zeker opzicht sprake van te ver doorgevoerde generalisatie, en in dit opzicht blijft onze moderne topografische kaart achter bij o.m. de kaarten van Hattinga (18e eeuw), waarop het akkerland met een suggestief, niet-topometrisch signatuur is weergegeven. Uit het bovenstaande mag men niet afleiden dat het zgn. platteland op de topo grafische kaart verwaarloosd zou zijn. De weergave ervan steekt gunstig af bij die der menselijke nederzettingen, welke in de legenda kortheidshalve zijn samengevat onder de benaming „bewoonde oorden". Over het 'stadsrood' en 'stadsrose' op de topografische kaart 1 25 000 De gesloten bebouwing der Steden en de afzonderlijk gelegen gebouwen met een groot grondoppervlak worden weergegeven door rose vlakken met rode omranding, de beiendende Straten en pleinen zijn wit; de open bebouwing wordt d.m.v. rode Signaturen aangeduid. Slechts gebouwen met zeer bijzondere betekenis, zoals kerktorens i.v.m. hun funetie als orientatiepunt, worden middels een zwart symbool weergegeven. Het gebruik van de rose tint voor de gesloten bebouwing berust op esthetische gronden: de rode kleur zou, indien gebruikt voor grote oppervlakken, störend werken in het kaart- beeld. Is dit criterium in kartografisch opzicht acceptabel, in geografisch opzicht is het minder zinvol voor zo ver de grens tussen de rose en rood gekleurde stadsgedeelten niet samenvalt met in stadsgeografisch opzicht van belang zijnde grenslijnen, en dit laatste is vaak het geval doordat een topometrisch criterium, t.w. het overschrijden van een bepaalde oppervlakte-maat in deze bepalend is. Het resultaat is een gemarkeerde aanduiding van het centraal gelegen stadsgebied, hetgeen in onze Steden immers veelal een gesloten bouwwijze vertoont. Terwijl in het verleden de typisch stedelijke funeties voor een goed deel geconcentreerd waren in de binnenstad, zien we thans in de buiten- wijken van onze Steden 'subcenters' ontstaan, welke een deel van de economische, ad- ministratieve en soms ook culturele bedrijvigheid van de binnenstad gaan herbergen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1966 | | pagina 12