76
topografische kaarten is geworden; deze bewering zou zelfs voor wat betreff de Neder-
landse geografen met enige reserve moeten worden geuit. De oorzaak hiervan schuilt
wellicht voor een deel in het karakter van deze kaart, dat immers bepaald is door een
traditie van 150 jaren, gegroeid en beschut in het isolerende militaire milieu.
De opdracht tot vervaardiging van de kaart ging en gaat uit van de militaire autori-
teiten en de inhoud was en is goeddeels afgestemd op de belangen van het leger te
velde. In kaarttechnisch opzicht werden er in 150 jaren grote vorderingen gemaakt,
doch een beschouwing van kaartbladen 1 25 000 uit de periode na 1830 (de zgn. veld-
minuten van de Militaire en Topografische kaart van Nederland) leert ons dat karakter,
stijl en inhoud van onze moderne kaart reeds toen waren vastgelegd 2. De topografische
kaart was en is onze terreinkaart bij uitstek en vertolkt als zodanig in te geringe mate
de goeddeels tijdens de laatste vier decennia verworven geografische kennis van ons
land.
De term 'terrein' behoort evenals 'gebied' niet tot de geografisch nauw omlijnde vak-
termen. Men spreekt wel van gebied wanneer men het areaal van voorkomen of van
dominantie van een verschijnsel wil aanduiden: de samenstellingen overstromingsgebied,
melkwinningsgebied en Ruhrgebied zijn daarvan voorbeelden. Overigens is de term
gebied een neutrale aanduiding van een deel van het aardoppervlak met vrij grote af-
metingen. Bij de term terrein denkt men in eerste instantie niet aan een eenheid met
horizontale uitbreiding, tenzij in samenstellingen als „sportterrein". Men doelt dan
doorgaans op een afgeperkt stuk grond met een bepaalde bestemming en met beperkte
horizontale afmetingen. Bij de term terrein, zoals gebruikt in de samenstellingen
„terreinrit" en „terreinkaart" denkt men zonder nader te differentieren, aan de materiele
inhoud van een in het algemeen niet verstedelijkt gebied. Men hanteert de term terrein
zolang men geen nadruk wenst te leggen op de functie der terreinobjecten, hun genese
of hun onderlinge samenhang.
Voor de geograaf is terreinonderzoek slechts een van de middelen om te komen tot
een visie op een stad, een Streek, een land of de aarde; de geograaf kent samenstellingen
als stadsgeografie en landschapsgeografie, maar terreingeografie is hem vreemd. Voor
de vervaardiger van de topografische kaart echter is onderzoek en weergave van het
terrein juist doelmerk; de zienswijze van de topograaf is een neutrale voor wat betreff
functie, oorsprong en samenhang der weer te geven objecten. Het selecterend criterium
is in hoofdzaak het belang van het leger te velde. Zo wordt de topografische kaart een
kartografische inventaris van terreinvoorwerpen en -kenmerken die voor de dekking of
schootsveld zoekende krijgsman betekenis hebben: obstakels, verschansingsmogelijk-
heden, begaanbaarheid, hellingen, orientatie- en meetpunten. Grote waarde hecht men
daarbij aan de meetkundige aspecten: hoogte en diepte, lengte en breedte, afstand en
richting. De topografische kaart is een weergave van het terrein, waarbij de geometrische
aspecten verre domineren boven de geografische.
Over het begrip landschap
Wordt de term terrein door de geograaf en anderen veelal gebruikt zonder nadere
inhoudsbepaling, het begrip landschap kon voor enkele decennia in de kring der Neder-
landse geografen nauwelijks genoemd worden of het gaf aanleiding tot een levendige
gedachtenwisseling. Na de diepgaande discussies over het wezen van het landschap
tijdens het Internationaal Geografisch Congres in 1938 te Amsterdam is het gesprek
J. J. C. PIKET
2 Vgl. C. Koeman, Handleiding voor de Studie van de topografische kaarten van Nederland
1750-1850, p. 84.