457
GRONDGEBRUIKSSTATISTIEK EN GRONDGEBRUIKSKAART
16. Bij vliegveld worden ingedeeld alle gronden, aanwezig binnen de op het terrein aanwezige
begrenzing van het vliegveld. Hiertoe behoren dus de Start- en rolbanen, de gebouwen en het
omliggende gebied.
17. Bebouwde kom.
Hiertoe behoren:
a. groeperingen van minstens vijf stenen gebouwen op een onderlinge afstand van maximaal
100 meter bij blokbebouwing en maximaal 50 meter bij lintbebouwing. Bij grote bevolkings-
centra worden de in de bebouwde kom ingesloten gronden, zoals wegen, spoorlijnen, kanalen,
plantsoenen e.d. bij 'bebouwde kom' gevoegd. Bij kleine bevolkingscentra worden dergelijke
gronden, indien de oppervlakte daarvan groter is dan 1 ha, uitgespaard.
b. verharde wegen, grenzend aan blokbebouwing, als de afstand van de huizen tot de weg
minder is dan 20 meter. Bij lintbebouwing worden de verharde wegen niet bij de 'bebouwde
kom' gevoegd.
c. fabrieksterreinen, opslagplaatsen, bungalowparken en barakkenkampen.
d. begraafplaatsen.
Hiermee was dus de basis gelegd voor de uitvoering van de oppervlaktebepaling voor
de grondgebruiksstatistiek. Men ging (en gaat) daarbij als volgt te werk:
Een blad 1 10 000 wordt in 10 fragmenten verdeeld, waarop 2 x 3^4 km2 resp. 2x3
km2 terrein Staat afgebeeld. Aan de hand van de kleurmodellen 1 25 000, vervaardigd
door de topograaf worden allereerst de stenen gebouwen op deze fragmenten aangegeven,
waarna het mogelijk is de begrenzingen van de 'bebouwde kom' te trekken. Deze percelen
(zie o.m. percelen no 36, 62, 74 en 96 in fig. 1) worden met kleurpotlood lichtrood
gekleurd. Daarna worden de overige categorieen op het kaartfragment overgebracht en
van grenslijnen voorzien.
Men neemt de gelijksoortige gebieden zoveel mogelijk samen om het aantal percelen
per kaartfragment zo klein mogelijk te houden. Met de hand worden de percelen van
lichte kleuren voorzien (grasland-groen, water-blauw enz.) en tevens wordt in ieder
perceel een nummer geplaatst. Ook worden de gemeentegrenzen opgehaald en zonodig
nauwkeuriger op de juiste plaats gezet. Uit kartografische overwegingen kan het soms
gewenst zijn een grenslijn juist längs bijv. een wegkant te trekken i.p.v. er op, om er
voor te zorgen, dat de wegcontour zichtbaar blijft op de kaart. Voor de oppervlakte
bepaling dient de gemeentegrens echter nauwkeurig op de juiste plaats te worden ge-
trokken. Längs de randen van het model worden tenslotte de gemeentenamen geschreven.
Is een heel blad 1 10 000 1 0 x 6(4 km2) op deze wijze bewerkt, dan worden de
kaartfragmenten vergezeld van kaarten 1 25 000 van hetzelfde terrein, opgezonden
naar het Centraal Bureau voor de Statistiek, waar op afdeling 8 de fragmenten nauw
keurig worden gecontroleerd en, zonodig voorzien van opmerkingen, worden geretour-
neerd. Hierna kan de eigenlijke oppervlaktebepaling plaats vinden.
Daarbij wordt gebruik gemaakt van de schijfpoolplanimeter (zie figuur 3).
De armlengte van de omlooparm wordt zo ingesteld, dat eventuele rek of krimp van
het papier van het kaartfragment wordt gecompenseerd.
Vervolgens worden alle percelen in heen- en teruggang gemeten en de verkregen
oppervlakte wordt in de rubriek geplaatst, behorend bij het grondgebruik voor het onder-
havige perceel.
Is zo een geheel kaartfragment opgemeten, dan worden de verkregen oppervlakten ge-
totaliseerd. Een sluitfout van 1 hectare wordt getolereerd en evenredig verdeeld Over
de grootste percelen. Is de sluitfout groter, dan worden controlemetingen uitgevoerd of
zonodig het gehele fragment overgemeten. Daarnaast wordt iedere oppervlaktebepaling
van een fragment gecontroleerd met een harpplanimeter.
Zijn aldus alle kaartfragmenten van een blad 1 10 000 bewerkt, dan worden de
oppervlakten ingedeeld per categorie, gemeentegewijs samengenomen om zodoende de
totale oppervlakte bouwland, grasland enz. per gemeente te kunnen vaststellen. De ver-