168
Boekbesprekingen
Op basis van de in de eerste jaren vergaarde kennis kon Prof. edelman reeds in 1950 de Voor-
lopige Bodemkaart van Nederland op schaal 1:400000 samenstellen, waarbij de heterogene in-
delingscriteria en terminologie, gehanteerd door de diverse onderzoekers, heel wat moeilijkheden
zullen hebben veroorzaakt. Dit was nog meer het geval bij de opname ten behoeve van de Bo
demkaart van Nederland 1200000 in de jaren 1952-1954 en bij de uitwerking van de veldgegevens
voor het samenstellen van deze kaart. Het karakter van deze zgn. Nebokaart verraadt de discussies
die door de samenstellers zullen zijn gevoerd over de bodemclassificatie die eraan ten grond-
slag ligt. De kartering, begonnen volgens de bodemkundig-landschappelijke criteria van de
'school van Edelman', onderging een gedeeltelijke transformatie volgens bodemmorfometrische
beginselen waartoe Amerikaanse bodemkundigen hadden gei'nspireerd. De Nebo-kaart werd door
deze dualistische werkwijze moeilijk leesbaar. Ten behoeve van de Atlas van Nederland heeft men
uit deze kaart een bodemkaart op schaal 1600 000 afgeleid en in het thans versehenen boek is als
bijlage een globale bodemkaart van Nederland versehenen op schaal 1:1000000, waaraan de
bodemkundige criteria van het nieuwe classificatiesysteem ten grondslag liggen.
Zelfs al een oppervlakkig beschouwen van dit kaartje brengt belangrijke verschillen met de oude
landschappelijke classificatie aan het licht: landschapsgenetisch uiteenlopende 'gronden', voor-
heen verschillend aangeduid, worden nu op een noemer gebracht; de poldervaaggronden om-
vatten zowel de komgronden als de kalkarme zeekleigronden uit het noorden des lands; de oude
en de jonge zeekleigronden zijn samengevat als poldervaaggronden.
Het nieuwe systeem van bodemclassificatie vormt de basis voor de systematische kartering van
Nederland op schaal 1:50000 en hiermee heeft men definitief de 'fysiografische' werkwijze ver-
laten en gekozen voor een classificatiesysteem dat allereerst bodem-morfometrisch genoemd kan
worden. Op blz. 11 heeft men een 10-tal richtlijnen vermeld waaraan het systeem dient te voldoen
en waaronder het morfometrische beginsel wel het meest domineert; men bedoelt ermee, dat de
bodemkenmerken zoveel mogelijk kwantitatief moeten worden beschreven, hetgeen ook voor de
niet-bodemkundige het begrijpen en vergelijken van bodemprofielen vergemakkelijkt. De door
de nieuwe classificatie noodzakelijk geworden veranderde naamgeving spreekt beslist minder aan
dan de reeds tientallen jaren oude landschappelijke namen die vele Nederlanders vanaf de school-
banken hebben leren gebruiken; hier ligt voor het onderwijs een flinke taak.
Van meer betekenis is echter de moeilijkheid die de ontwerpers van het nieuwe classificatie
systeem scheppen door na te laten een parallellisatiemetbuitenlandse Systemen te geven. Voor niet-
bodemkundigen is het beslist geen eenvoudige zaak om het Belgische of Duitse bodemclassi-
ficatiesysteem met het Nederlandse te vergelijken, en zelfs met het Amerikaanse systeem, waaraan
men zoveel ideeen heeft ontleend, zijn er verschillen. De verklaring daarvoor ligt goeddeels in het
feit dat de inventarisatie van bodems op aarde nog bij lange na niet is voltooidbij elke kartering
stuit men op onverwachte nieuwe feiten, waarvoor de bestaande classificaties nog geen plaats
hebben ingeruimd, of die zelfs niet stroken met het classificatiesysteem. Uit de toelichting bij
het systeem blijkt dat de ontwerpers zieh dit alles zeer goed bewust zijn. Men zou het onderwijs
en vele binnen- en buitenlandse gebruikers van het hier besproken boek echter een goede dienst
hebben bewezen door in een tabel het Nederlandse systeem naast belangrijke buitenlandse te
plaatsen.
Wij eindigen deze beschouwing met een hartelijke gelukwens aan de Stichting voor Bodem-
kartering voor het tot stand komen van deze classificatie en voor de bijzonder goed verzorgde
tekst en illustratie van deze uitgave. j. piket
knorr, Herbert, Studie Uber ein amtliches Kartenwerk im Maßstab 1:500000. Deutsche
Geodätische Kommission bei der Bayerischen Akademie der Wissenschaften. Reihe B:
Angewandte Geodäsie - Heft Nr. 131. Verlag des Instituts für Angewandte Geodäsie Frank
furt am Main 1966. 21 x29,5 cm, 27 blz. 2 fig., 1 tabel en 31 'Beilagen', waaronder 26 kaart-
fragmenten.
Naar de mening van de schrijver - sedert 1964 directeur van het in bovenstaande titel genoemde
instituut als opvolger van Prof. Dr. Ing. e. gigas - ontbreekt in de reeks van officiele kaarten van
Duitsland tussen de Topographische Übersichtskarte 1:200000 (zie Kartografie No 28, 1965, blz.
319/20) en de Internationale Wereldkaart 1:1000000 een overzichtskaart op de schaal 1:500000.
Hij gaat na of een bestaand kaartwerk, hetzij officieel, hetzij particulier, op deze schaal aan de
eisen voldoet, welke aan een moderne officiele kaart gesteld moeten worden; wat blijkt niet het
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift I (1967) Nr. 2