Boekbesprekingen De spelling van buitenlandse aardrijkskundige namen 167 antwoord van de heer diepenhorst, Minister van Onderwijs en Wetenschappen, mede namens de heren luns, Minister van Buitenlandse Zaken, de quay, Minister van Verkeer en Waterstaat, en bakker, Minister van Economische Zaken. 1 en 3. Deze vragen beantwoordt de Minister van O. en W. bevestigend. 2. Aangezien het vraagstuk van de schrijfwijze van buitenlandse aardrijkskundige namen buiten de rechtstreekse opdracht valt van de Nederlands-Belgische commissie inzake de spelling van de bastaardwoorden, brengt haar rapport het probleem niet nader tot een oplossing. 4. De Minister merkt vooreerst op, dat de Wet van 14 februari 1947, Stb. H. 52, richt- lijnen geeft met betrekking tot de schrijfwijze van buitenlandse aardrijkskundige namen als- mede van hun samenstellingen en afleidingen, voor zover die in het Nederlands een eigen vorm hebben. Krachtens artikel 1, sub 9, van deze wet, worden terzake de regels 1 tot en met 5 van artikel 1 van deze wet gevolgd. Nederlandse richtlijnen inzake de schrijfwijze van buitenlandse aardrijkskundige namen die in het Nederlands geen eigen vorm hebben, ontbreken. Daar bovendien de terzake bij de onder- scheiden departementen en eiders in gebruik zijnde handleidingen in menig opzicht niet met elkaar overeenstemmen, is de Minister van mening dat het uitblijven van de hierbedoelde Neder landse richtlijnen de terzake bestaande onzekerheid zal bestendigen. 5 en 6. Omdat de regeling van de internationale standaardisatie van aardrijkskundige namen, welke onder auspicien van de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties ter hand is genomen,naarhet zieh laat aanzien niet binnen afzienbare tijd gereed zal zijn, is de Minister bereid te bevorderen, een permanente commissie in het leven te roepen als in vraag 5 bedoeld. Het ter zake met zijn ambtgenoten gevoerde overleg heeft ertoe geleid, dat in de bedoelde com missie in beginsel zitting zullen hebben adviseurs van de Ministers van Onderwijs en Weten schappen, Buitenlandse Zaken en Verkeer en Waterstaat, alsmede deskundigen op het gebied van de geografie, de kartografie en de Neerlandistiek. f. j. ormeling 1. Evenals vorige malen werden de vragen opgesteld in overleg met het bestuur van de Karto- grafische Sectie en in het bijzonder met Drs. j.e. romein en Prof. Dr. f. j. ormeling. H. de bakker en j.schelling, Systeem van bodemdassificatie voor Nederland. De hogere niveaus. Voor de Stichting voor Bodemkartering uitgegeven door het Centrum voor Landbouwpubli- katies en Landbouwdocumentatie. Wageningen 1966. 218 pp., met tabellen, grafieken, foto's, bijlagen en een uitvoerige Engelse samenvatting. Prijs 14,50. Het verschijnen van bovengenoemd werk markeert de overgang tussen twee arbeidsperioden van de thans ruim 20 jaar oude Stichting voor Bodemkartering. Omstreeks het einde van de tweede wereldoorlog kwam op initiatief van wijlen Prof. edelman de Stichting voor Bodemkartering tot stand, en onder zijn stimulerende en vooral ook richtinggevende leiding werd begonnen aan het onderzoek naar de opbouw en de verbreiding van bodemprofielen in Nederland. De resultaten van dit onderzoek zijn voor een groot gedeelte gepubliceerd in de series 'De Bodemkartering van Nederland', 'Bodemkundige Studies', 'Boor en Spade' en vooral ook in de bij de publikaties behorende bodemkaarten. In veel gevallen ging het hierbij om regionale bodemkundige studies. Van deze onderzoekingen ging een belangrijke en ook noodzakelijke Stimulans uit voor het fy- sisch-geografisch en historisch-geografisch onderzoek van ons land, terwijl ook de karteringswijze van de Geologische Dienst ten behoeve van de samenstelling van de nieuwe geologische kaart 150000 een zekere verwantschap toont met de bij de Stichting voor Bodemkartering ontwikkelde werkwijze. K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift 1 1967) Nr. 2

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1967 | | pagina 9