verstedelijkte noordoosten der Verenigde Staten, waarvan aan 4 kaarterings- instanties in de OEEPE-landen luchtfoto's ter beschikking werden gesteld. Deze foto's waren gemaakt onder zeer gunstige weersomstandigheden op de schaal 1 110000 met een Wild RC 9 Camera (brandpuntsafstand 8,8 cm, superwijd- hoeklens). Aan de deelnemende kaarteringscentra werd de uniforme opdracht verstrekt volgens de voorgeschreven legenda, op papiervergrotingen op de schaal 1 30000 de interpretatieresultaten in te tekenen op een doorzichtige tekeningdrager, die op de vergrote foto werd gelegd. Hierdoor werd het mogelijk de resultaten uit de 4 centra trapsgewijs met elkaar te vergelijken. De Bedford-Waterbury-proef (zie fig. 1 en 2) had de volgende resultaten. Hoewel duidelijk tot uiting kwam, dat het heel goed mogelijk is d.m.v. luchtfoto'inter- pretatie een kaart van 1 100000 van een niet te sterk gedetailleerd gebied, uit zeer kleinschalige luchtfoto's te vervaardigen, bleek de fotoschaal 1 110000 voor het beoogde doel toch eigenlijk te klein. De proef wees uit dat het voor een 1 100000- kaart aan te bevelen is uit te gaan van een fotoschaal niet kleiner dan 1 80000. Voorts, wat betreft de interpretatie der luchtfoto's, bleken in de identificatie van de voornaamste objecten weinig verschillen te bestaan. Deze traden - zoals te ver- wachten was - wel op in begroeide of weinig contrastrijke terreinen of bij het ontbreken van scherpe grenzen, zoals bij de overgang van bosgebieden in lichtere begroeiing, bijv. boomgaarden. Hoewel in het algemeen wegen, spoorwegen en riviertjes op de vergrotingen duidelijk ge'identificeerd konden worden en in de meeste gevallen door middel van stereoskopie ook grotere bruggen, tunnels, insnijdingen en ongelijkvloerse kruisingen onderscheiden werden, bleek de classificatie van wegen, zelfs bij plaatselijke bekendheid, zonder terreinverkenning zeer moeilijk te zijn. De identificatie van alleenstaande objecten was duidelijk afhankelijk van hun afmetingen en van de mate waarin zij met hun directe omgeving contrasteerden. In het algemeen is 0,05 mm de minimale grootte voor herkenning van een bepaald object op de luchtfoto. Dit betekent dat voor herkenning van voorwerpen op een schaal van 1 100000 het object minstens 5 m groot dient tezijn. Vastgesteld kon worden dat de dementen, die op de interpretatieproef niet goed naar voren kwamen, toch over het algemeen objecten van minder betekenis waren, hetgeen zonder twijfel een positieve conclusie genoemd kan worden. Wat betreft de generalisatie en kartografische weergave wees de Bedford-Water- bury-proef uit, dat de resultaten van de deelnemende kaarteringscentra sterk uiteenliepen. Uit bijgaande figuren 1 en 2, die elk een viertal kaartfragmenten van hetzelfde gebied weergeven, valt op te merken dat op de fragmenten a een veel verder doorgevoerde generalisatie is toegepast dan bijvoorbeeld op de fragmenten b. Op a zijn de wegen en waterlopen zwaar aangezet, terwijl alleenstaande huizen en nederzettingen buiten de aangesloten stadsbebouwing ontbreken. In dit opzicht vormt a een tegenStelling tot c waarop weer de huizen te klein gegeneraliseerd zijn. Daarentegen vertonen de fragmenten a geen wegenclassificatiehet wegennet is op a zelfs niet compleet zoals vergelijking met b en d uitwijst. Ook op de frag menten c, die overigens wel een wegenclassificatie vertonen, zijn de wegen on- 333 Figuur 1. Vergelijking van 4 manieren van generalisatie van hetzelfde gebied. Ontleend aan: OEEPE-Publication officielle no. 2, 1966, 1:100000. Tekening: Econ. Geogr. Inst. Amsterdam, '67-5-4. K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift I 1967) Nr. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1967 | | pagina 5