blad van de hoogtekaart een noord- of zuidhelft van het overeenkomstige blad 1:25 000 vormt. Het bladformaat van een hoogtekaart is 100x62,5 cm2. Op elk volgemeten blad komt dus 62,5 km2 terrein voor. Het aantal hoogtepunten per blad bedraagt, bij een dichtheid van een punt per hectare, ongeveer 6200. Daar de oppervlakte van ons land ongeveer 3 232 800 hectare bedraagt, zal de volledige serie hoogtekaarten dus globaal 3£ miljoen hoogtepunten bevatten. Hoewel aanvankelijk gedacht was aan de uitgave van een gedrukte kaart, met een lichtgrijze topografische ondergrond en een bruine hoogtevoorstelling, is vanwege de hoge kosten daaraan verbünden besloten tot een gelichtdrukte hoogtekaart, met een gerasterd zwarte ondergrond en volzwarte hoogtegetallen (en andere gegevens die op de hoogtekaart betrekking hebben). Het resultaat van deze metho- de is een grijs kaartbeeld, dat kartografisch aanvaardbaar is als men bedenkt dat de functie van de hoogtekaart als regel die van een werkkaart zal zijn. Bovenaan de kaart is in een diagram aangegeven door welke instantie de hoogte- meting is verricht en wanneer deze plaats heeft gevonden. Door middel van dit diagram is de herkomst der getallen op de kaart en het tijdstip van waterpassing direct na te gaan. Daar de hoogtegetallen op de kaart terreinhoogten weergeven, heeft een afronding der getallen tot op centimeters geen zin. Zij zijn dan ook, mede terwille van de leesbaarheid,van de kaart, op decimeters afgerond. De deci- maalstip in ieder hoogtegetal geeft de juiste plaats van het hoogtepunt aan. Om de leesbaarheid van de kaart te waarborgen zijn, behoudens enkele ter orientering dienende stads- of dorpsnamen, geen namen opgenomen. De peilmerken van de primaire, secondaire en tertiaire waterpassingen van de Afdeling NAP van de Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat staan niet op de hoogtekaarten aangegeven. Wie daaraan behoefte mocht hebben, kan bij de Meetkundige Dienst een lichtdruk bestellen van de topografische kaartbladen met bijbehorende lijst(en). Op de lichtdruk is de juiste plaats van de peilmerken aan gegeven, terwijl op de bijbehorende lijst(en) een nadere omschrijving van de peil merken wordt gegeven. Uit terreinwaterpassingen, die door de Meetkundige Dienst zijn verricht voor de De Hoogtekaart van Nederland 75 Voor wie met regelmatig met hoogtemeting te maken heeft, zij nog opgemerKt dat peilmerken metalen bouten in gebouwen, huizen, bruggen e.d. zijn, die meestal in de voegen van muren, of in een van tevoren geboord gat zijn ingemetseld. De hoogten van deze peilmerken ten opzichte van Normaal Amsterdams Peil (nap) zijn zeer nauwkeurig bekend. Onder nap wordt verstaan het het vergelijkingsvlak, ten opzichte waarvan in ons land de hoogte van punten wordt uitgedrukt. Dit vlak komt overeen met de gemiddelde zomervloedstand van het IJ te Amsterdam, toen dit nog in open verbinding stond met de voormalige Zuiderzee. De hoogte van dit vlak is vastgelegd door middel van een groef in twee marmeren platen, die in 1684 zijn ingemetseld in de Nieuwe Brugsluis aan het Rokin in Amsterdam. Ze dragen het opschrift: „Zeedijks Hooghte zijnde negen voet 5 duym boven Stadtspeyl". In 1953 is dit peil ook vastgelegd op de Dam in Amsterdam. Men heeft daarvoor een betonnen paal van 18 m lang in de grond geheid en daarop een koperen knop aangebracht, waarvan de hoogte ten opzichte van nap zeer nauwkeurig bekend is. Deze bout be- vindt zieh 60 cm onder het plaveisel en is met een deksel afgedekt (zie schokkenkamp, g.t. 1958 pp. 20-23). De NAP-merken worden op gezette tijden gecontroleerd. Uitgaande van deze peil merken waarvan er over het hele land verspreid ongeveer 40000 in hoogte bekend zijn, kan met behulp van een waterpasinstrument of - in heuvelachtig terrein - van een taehymeter, de hoogte ten opzichte van nap naar ieder gewenst ander terreinpunt worden overgedragen. K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II 1968Nr. I

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1968 | | pagina 5