Geschiedenis van de kartografie en historische kartografie. Naschrift
10. s. p. HONORE NABER, Tasman's journaal en Tasman's kaarten. T.A.G. 2, XXXVII, 1920, pp.
651-680, met twee kaarten.
11. De medewerkers van de Linschoten-Vereeniging.
12. Cursivering van mij.
13. J. E. HEERES, Abel Janszoon Tasman's Journal of his discovery of Van Diemensland and New
Zealand in 1642. Met o.a. I. Map drawn up after Swart's facsimile of the official map made under
Tasman's direction of his voyages of discovery of 1642 and 1644, with corrections founded on
contemporary documents. Fred. Muller Co, Amsterdam 1898.
14. De Reizen van Abel Janszoon Tasman en Franchoys Jacobszoon Visscher, 1642/3 en '44. Uitge-
geven door r. posthumus meyjes. Met 10 kaarten en 68 schetskaarten, Iandverkenningen en platen.
Deel XVII van de werken uitgegeven door De Linschoten-Vereeniging. 's-Gravenhage 1919.
15. s. p. l'honore naber, Tasman's journaal en Tasman's kaarten. Met twee kaarten- T A G 2
XXXVII, 1920. pp. 651-680.
16. Een even uitbundige mededeling als in Elseviers Weekblad vond ik in het Canadian Geo
graphica! Journal LI, 1955, pp. 130/131 met eenzelfde, iets grotere reproductie van de 'Tasman
Map of Australia'.
NASCHRIFT
Het door Schokkenkamp terecht gesignaleerde onderscheid tussen historische kartografie (K) en
geschiedenis van de kartografie (G) geldt, mutatis mutandis, voor elke geschiedkundige behande-
üng van een wetenschap. Enkele duidelijke voorbeelden daarvan vindt men in historische architec-
tuur en geschiedenis der bouwkünde of in historische farmacie en geschiedenis der artsenijbereiding.
Het is goed om juist in deze tijd van talrijke nieuwe uitgaven met oude kaarten (de zgn. facsimile-
edities) er op te wijzen dat deze reproducties met hun bijbehorende toelichtingen of inleidingen tot
de categorie van de historische kartografie behoren, omdat ze meestal niets bevatten wat op de
ontwikkeling van de vak-technische kartografie betrekking heeft. Maar ik zou onmiddellijk daarop
aan de Heer schokkenkamp willen vragenWanneer we erkennen dat Redactie van Atlassen en
Organisatie van Atlasproductie tot de vak-technische aspecten van de kartografie behoren, is dan
het samenstellen van een catalogus van oude kaarten en, een stap verder het samenstellen van een
'bibliographie raisonnee' van de atlaswerken van een uitgever uit de 16e of 17e eeuw geen (K)?
Naar mijn mening behoort veel van wat fockema andreae onder documentatie verstaat wel dege-
lijk tot (K). Ik ben het echter geheel met schokkenkamp eens dat de Studie van de oude kaart en
de bibliografische behandeling van de kaart alleen dän bevredigend kan zijn wanneer de Student
of geleerde zowel historisch als kartografisch geschoold is. Bevredigend, maar nog niet perfect.
Want we missen dan nog een discipline: die van de bibliografie of boekwetenschap. Het werk van
de achter mij liggende jaren heeft me geleerd dat ieder die zieh met de oude werken waarin de ge
schiedenis van zijn vak vervat is bezig houdt, er een neven-wetenschap bij moet studeren: de
wetenschap van het boek.
Het voorbeeld van de Tasmankaart met zijn graadnet van een zgn. platkaart gesuperponeerd op
de in Mercatorprojectie uitgevoerde afbeelding van de kustlijnen van Australie is slechts een van
de vele die men zou kiezen om het onderscheid tussen (G) en (K) aan te duiden. Het is wel een
voorbeeld waaraan tragiek verbonden is. De grote Nederlandse historisch-kartograaf f. c. wieder
(overl. 1943) wiens werken vandaag de dag nog vaak het beste geven wat ooit over bepaalde onder-
werpen geschreven is, heeft zieh in zijn laatste werk: Tasman's kaart van zijn Australische ontdek-
kingen, 1644, versehenen in 1942, ernstig vergist t.a.v. de meetkundige inhoud van de kaart.
C. KOEMAN
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968) Nr. 2