stuifzand. Dit stuifzand kan zeer sterk varieren in dikte, zodat bij een stuifzand- voorkomen dikker dan 2 m het stuifzand afzonderlijk op de kaart wordt weer- gegeven. Is het dunner dan 2 m dan vervalt men in een profieltype van stuifzand op de onderliggende pleistocene afzetting. Dit betekent dat een zeer groot aantal kleuren nodig is voor het grote aantal profieltypen dat hierbij voorkomt. Deze 2 m-grens geldt ook voor de gebieden die bedekt zijn met een dekzand dunner dan 2 m. Deze afzetting is dan geen holocene, maar een pleistocene bedekking. In deze gevallen wordt in de kleur voor het onderliggende pakket een geel driehoekje uit- gespaard. Men ziet dan als het wäre door de dünne dekzandbedekking heen de kleur van de onderliggende formatie. Evenals voor de stuifzanden, moesten ook kleuren worden uitgezocht voor de holocene venen, die op verschillende pleistocene formaties kunnen liggen en een grote variatie in bruin-tinten te zien geven, waarin zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de kleur van de onderliggende formatie. Op plaatsen waar het veen gedeeltelijk afgegraven is, wordt 't rode puntraster vervangen door een kruisraster. Speciaal de rode kleur is gebruikt omdat zwart interferentieverschijnselen ging vertonen met de contourlijnen en de tekst. Sommige kleuren werden reeds in voor- gaande kaarten gebruikt; zij zouden weer opnieuw gebruikt kunnen worden. Hier bij ondergingen ze toch wel een kleine wijziging. Als voorbeeld diene de keileem kleur voor de gebieden vnl. in 't noord-oosten van ons land. Vroeger rood op de kaart. Nu ook. Typisch eigenlijk, omdat men geneigd zou zijn deze afzettingen zeer koel, vanwege de associatie met de ijstijd, aan te geven b.v. met blauwachtige kleuren. Sommige keileem heeft echter wel iets roods. De voornaamste beweeg- reden is echter wel, dat zij mineralogisch is samengesteld. Hiervoor heeft men op de Nederlandse Geologische Kaarten steeds rood gebruikt. Daar komt nog bij, dat we eerlijk gezegd wel blij zijn, dat we hiervoor rood kunnen gebruiken. Rood is een kleur die we anders niet zouden hebben gebruikt, zij het dan in een lichte vermen- ging met blauw of geel voor de pleistocene formaties, die al dan niet marien of terrestrisch zijn. De rode kleur die voorheen is gebruikt was echter te fei, waardoor zij zieh te veel op de voorgrond drong. De huidige kleur is een magentarood, die enigszins blauwig aandoet en waarmee de kleur iets koelers heeft gekregen. Resu- merend komt t hier op neer, dat we geel voor de duinen gebruiken, geelgroen en blauwgroen tot groen voor 't zeekleigebied en de gebieden, die een overgang vor- men naar 't rivierengebied, dat uit blauwe en groene kleuren bestaat. Het nadeel van het hanteren van al deze kleuren is, dat het contact tussen legenda en kaart siecht, zo niet onmogelijk is geworden. De kleur is zeer moeilijk terug te lezen in de legenda. De kleur op de kaart dient om het vlak bij elkaar te houden en vervult in de kaart de funetie van bindmiddel. De grens, die de kleur omgeeft is niet zozeer een strenge grens doch veeleer 't middel om 't vlak te accentueren en de scheiding tussen twee kleuren duidelijker te doen uitkomen. Bovendien is vaak de grens relatief en wordt deze dan ook op de kaart vrij dun weergegeven. Naast de kleur wordt een codering toegepast, die zodanig geplaatst wordt, dat de kaart geen twijfel laat bestaan aan de kleur en wat zij weergeeft. Deze codering nu is het terug- zoekmiddel. Zij Staat zowel in de kaart als in de legenda. Een groter vlak krijgt een groter lettercorps, een kleiner vlak dus ook een kleiner lettercorps. Echter met een variatie van niet meer dan 3 corpsen. Het zou niet juist zijn te zeggen dat de kleur bijzaak is en de codering alleen hoofdzaak, hoewel we de codering als terug- zoekmiddel niet kunnen missen. 280 De kleurkeuze van de Geologische Kaart van Neclerland K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968) Nr. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1968 | | pagina 10