door de kleur met een kleurmeter door te meten, waarmee men een exacte uitslag
verkrijgt. Ook hiermee is weer een belangrijke stap gedaan naar een gestandaardi-
seerd product.
De Geologische Kaart gaat vergezeld van een aantal bijkaarten en profielen. Deze
bijkaarten geven de situatie weer op een bepaalde diepte of een dikte van een be-
paalde afzetting. De kleuren, die hiervoor worden gebruikt zijn dezelfde kleuren
als gekozen voor de Geologische Kaart. Alleen bij het varieren in dikte zullen we
dus nieuwe kleuren of andere kleuren, doch wel in een regelmatige oploop, moeten
kiezen. Hierbij kunnen ook wel zwaardere kleuren gebruikt worden in tegenstelling
tot de Geologische Kaart, omdat hier weinig of geen risico ligt om al te grote con-
trasten te krijgen en het soms wel eens nodig zal zijn om bepaalde afzettingen te
accentueren. Wat betreft de profielen kan hetzelfde gezegd worden. De kleuren
zijn ook voor de profielen gelijk aan de kaart. Voorheen werden deze in zwart
gedrukt. We gebruikten daarvoor plakrasters. De mogelijkheden in plakrasters
zijn voor de Geologische Kaart echter te klein gebleken gerekend naar het aantal
onderscheidingen dat nodig is. Daar kwam nog bij, dat erg kleine vlakjes met
plakrasters niet duidelijk genoeg konden worden weergegeven. Men zag 't eenvou-
dig niet meer. In kleur bleek dit echter wel mogelijk. Bij weergave in kleur van
profielen hebben we nu een mogelijkheid meer gekregen, nl. de afzetting in kleur
en de lithologie in een puntering of arcering.
Besprekingen
282
Kartografie - Besprekingen
Haack Grosser Weltatlas. VEB Hermann Haack Geographisch-Kartographische Anstalt Gotha/
Leipzig. Uitgever voor west-europese landen: Pergamon Press Oxford.
Voor mij liggen de afleveringen 4 en 5. De eerste drie afleveringen werden reeds besproken in een
der vorige nummers van dit tijdschrift (febr. afl. 1968, p. 85). De nu ontvangen gedeelten omvatten
voornamelijk staatkundig-administratieve kaarten met daarnaast een negental fysische kaarten,
de aarde en enkele grotere gebiedende Sovjetunie, de werelddelen en de poolgebieden.
Allereerst de fysische kaarten. Als basismateriaal hiervoor zijn vrijwel uitsluitend Russische
werken gebruikt: de Atlasmira van 1954 en de Fiziko-geografiscesky atlasmira 1964. Voor het
zuidpoolgebied ook nog de Atlas Antarktika 1966 en de grote kaart van h. p. kossack in Peterm.
Geogr. Mitt. 1957.
Voor de reliefweergave wordt uitsluitend gebruik gemaakt van zonekleuren. Deze kaarten zijn
uitstekend geslaagd. Ze bewijzen afdoende, dat met enkel zonekleuren een goede weergave van
het relief mogelijk is, zowel voor de kontinenten als voor de oceanen. Voor de laatste verwijs ik
naar de zeer duidelijke en zeer gedetailleerde weergave van de zeebodem op de kaarten A4 Asien,
A5 Afrika en A6 Australien. Evenals in andere atlassen zijn de diepten der troggen tot in meters
aangegeven. Dit is zinloos, omdat een dergelijke graad van nauwkeurigheid bij de metingen nog
niet wordt bereikt. De fout kan bij de grootste diepten i 50 m bedragen. Men zie hiervoor
o. sager: Die Abmessungen der Tiefseegräben (Peterm. Geogr. Mitt. 1967, 3, blz. 215). Deze
noemt in zijn artikel voor enkele troggen ook andere getallen. Verder bestaat er voor dezelfde
trog niet altijd overeenstemming op verschillende kaarten. De Filippijnentrog heeft op AI Erde
het getal 10 540 en op A4 Asien 10 497, de Japantrog op AI 9985 en op A4 8412. Op de fysische
kaart van de aarde AI zijn tevens opgenomen de zeestromen. Stroomsnelheid en bestendigheid
zijn aangegeven op de bekende wijze door verschillende dikte en lengte der pijlen.
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II 1968) Nr. 3