Tot nu toe hebben we steeds gesproken over de legenda voor het holocene gebied,
waarmee bedoeld wordt die gebieden waar overwegend het Holoceen aan de opper-
vlakte ligt. Daar waar overwegend het Pleistoceen aan de oppervlakte ligt, geldt
een andere legenda. Deze is niet ingedeeld in profieltypen, hoewel in geringe mate
hiervan gebruik wordt gemaakt. De vraag rijst, waarom in het pleistocene gebied
geen gebruik wordt gemaakt van de profieltypen. In het holocene gebied gebruiken
we de profieltypen, omdat anders een te sterk oppervlaktebeeld zou ontstaan, wat
we op de oude geologische kaarten duidelijk kunnen zien. Juist omdat we van dit
holocene gebied zoveel informatie hebben, zou het toch jammer zijn als we deze
gegevens niet op de kaart zouden weergeven. In het pleistocene gebied is het opper-
vlaktebeeld veel gevarieerder. Hierdoor was het niet nodig het profieltypensysteem
toe te passen, ßovendien zou dit leiden tot een veel te grote uitbreiding van het
aantal mogelijkheden, zodat we beter hiervan kunnen afzien.
Het aantal mogelijkheden in de nu behandelde legenda is bijzonder groot, zo groot
zelfs, dat een drastische beperking moest worden toegepast. Door deze beperking
is een indeling in 3 landschappen verkregen. In deze landschappen komen slechts
een beperkt aantal componenten naar voren, die als 'hoofdcomponent' beschouwd
kunnen worden. Het kan echter voorkomen, dat naast het aantal hoofdcomponen-
ten van een bepaald landschap zieh toch nog hoofdeomponenten van een ander
landschap bevinden. Deze omstandigheid zou opnieuw kunnen leiden tot een grote
uitbreiding van het aantal combinaties. Door nu deze componenten te combineren
of te vervangen kan men het aantal combinaties voor het gehele gebied beperken
tot 29, waarbij elk landschap is onderverdeeld in 7 8 hoofdprofieltypen, die elk
een eigen hoofdkleur hebben gekregen. Zouden we deze beperking niet hebben
toegepast, dan hadden er 127 combinaties kunnen ontstaan, die elk voor zieh weer
opnieuw zouden moeten worden onderverdeeld. Met de verkregen kleuren, welke
zijn toebedeeld voor de7ä8 hoofdprofieltypen zou een kaart op een heel eenvoudig
niveau kunnen worden gemaakt. Deze kaart zou dan ook in kleur zeer goed onder-
scheidbaar zijn, want deze kleuren liggen onderling vrij goed uit elkaar. Ook het
verband met de legenda zou goed zijn, aangezien de kleuren ook in de legenda
goed terug te lezen zouden zijn. Een kaart op dit niveau zou geschikt zijn voor b.v.
een schaal op l 200 000 waarbij een verdere detaillering niet meer mogelijk zou
zijn. De nadruk zou dan vallen op het landschapstype en de bijbehorende hoofd
profieltypen. De kleuren van 't landschapstype in z'n totaliteit liggen niet zo ver uit
elkaar. Voor het Lagunair Estuarien Waddengebied en het perimariene gebied zijn
groene kleuren gekozen. Het duin- en strandwallenlandschap is hoofdzakelijk in
gele kleuren weergegeven, die overgaan in geelgroene tinten zodra dit gebied meer
gezien kan worden als een overgang naar het L.E.W, landschap. Rondom deze
kleuren worden t.b.v. de hoofdprofieltypen bepaalde kleuren toegepast, die aan de
uitbeeldingen van het landschap een bepaald karakter geven en die in hoofdzaak
beinvloed zijn door de weergave van de bovenste component. Deze wordt naar
haar stratigrafie of genese onderscheiden. Van te voren is overwogen welke kleuren
in geologisch verband naast elkaar komen te liggen. Dit is natuurlijk nooit geheel
van te voren te overzien. Rekening houdend met de funetie van de kleur is evenwel
getracht tot een goede harmonie te komen, waarbij echter niet te voorkomen is
dat bepaalde disharmonierende kleuren op de kaart toch naast elkaar komen. De
indruk die de kaart moet geven als landschappelijk karakter behoeft hierdoor
De kleurkeuze van de Geologische Kaart van Nederland
273
K.N.A.G. Geografiseh Tijdsehrift II 1968Nr. 3