aan toegevoegd. Medebepalend is ook de familie-kleurgroep waaruit de hoofdtype- kleur gekozen is. Deze kleur heeft een bepaalde mengverhouding binnen welke een gehele reeks is op te bouwen. Het is duidelijk, dat bij een zo grote variatie rondom een hoofdtype-kleur, de kleuren voor de verschillende onderverdelingen dicht bij elkaar komen te liggen. Dit is echter ook noodzakelijk om zo dicht moge- lijk bij de hoofdkleur te blijven, willen we niet in conflict komen met kleuren, die rond andere hoofdkleuren zijn gekozen. De verschillen zowel in lithogenese als in stratigrafie liggen niet zo ver uit elkaar, dat grote intervallen in de kleuren nodig zijn. Bovendien kunnen we door de kleuren dicht bij elkaar te houden het type zo origineel mogelijk weergeven, waarmee 't landschappelijk karakter alleen maar gediend is. Naast het feit dat bij de onderverdeling van de hoofdprofieltypen de ontwikkeling van de bovenste component bepalend is voor de kleur, zijn de Afzettingen van Duinkerke onder te verdelen in verschillende fasen. Deze onderverdeling is, gezien het toch al grote aantal mogelijkheden, niet meer weer te geven. 't Enige wat we nog konden doen was in de kleur zelf iets te bedenken waardoor het mogelijk zou wor den, toch nog te kunnen zien, dat een jongere Duinkerke op een oudere ligt. Welke deze oudere is, kon niet meer worden weergegeven. De oplossing werd gevonden in de weergave van een ruitvormig signatuurtje. De kleur van de signatuur is blauw, hetgeen verkregen werd door het in 't geel en zwart uit te sparen. Aan de drukker wordt hier wel de moeilijke eis gesteld, deze ruitvormige uitsparingen precies op elkaar te drukken. Dat daarbij de deelfilms zeer nauwkeurig op elkaar moeten passen, behoeft natuurlijk geen enkel betoog. Een andere onderscheiding in de kleur, zonder dat deze verändert, is die van de vertanding van het Elollandveen (zie fig. 2). Het veen, dat zieh normaal bevindt tussen de Afzettingen van Duinkerke en de Afzettingen van Calais, kan ook in beide Afzettingen voorkomen, en dan in de vorm van een vertanding. Deze vertanding moet worden weergegeven op de kaart. Niet direct door een kleurverandering, want funetioneel verändert er niets. De oplossing hiervoor werd gevonden door het puntraster te veranderen in een lijn- raster. De enige geschikte kleur hiervoor was 't blauwe raster. Geel sorteert geen enkel effect en zwart dringt zieh te veel op de voorgrond, zodat bij gedane proeven bleek dat ze de topografische onderdruk geheel wegsloeg. Bovendien ontstond een interferentie met de codering en ook met de lijn, die het vlak omgrenst. De afstand van de lijnen onderling, dus het aantal lijnen per cm is hierbij zodanig gekozen, dat zij op enige afstand als een vlak werkt. Komt men dichter bij de kaart, dan ziet men 't lijnraster als signatuur. Dit is dan ook juist de bedoeling, want de rich- ting van het lijnraster geeft de aard van de vertanding aan. In fig. 2 is het hoofd- profieltype A getekend. De andere typen gaan op gelijke wijze. Het eerste type is Ao en geeft dus 't normale type weer. Daarnaast 3 mogelijkheden van vertanding. Het tweede type de vertanding in de Afzettingen van Duinkerke, het derde de ver tanding in de Afzettingen van Calais en het vierde in beide afzettingen. In de kleur vinden we dit terug voor het tweede type door de weergave van het lijnraster in horizontale-, voor het derde type een vertikale stand en het vierde type onder een hoek van 45 graden. Bij de weergave van deze lijnrasters is gestreefd naar dezelfde kleur die het normale type anders zou hebben gehad. Wat betreft de percentages, moet gezegd worden, dat deze niet dezelfde zijn als voor puntrasters. Visueel moest dus worden vastgesteld of de kleuren wel 't zelfde waren. De kleurkeuze van de Geologische Kaart van Nederland 277 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968) Nr. 3

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1968 | | pagina 7