inwoner van Lissabon en dat aldaar werd uitgegeven. Het is Antonio de najera, Navegacion Especulativa y Pratica. Lisboa, por Pedro Craesbeeck, 1628. In dit boek worden hoofdstukken gewijd aan de afwijking van de magneetnaald en de samenstelling van de tafel voor het amplitudo (como se componen las tablas de la ampletud ortiva del sol). De tafel telt acht bladzijden voor de breedte van 0° tot 64°. De declinatie wordt in volle graden gegeven tot 23°, hoogste waarde is 23° 30'. In het jaar 1669 werd dit boek ten tweede male uitgegeven, nu in Madrid. De daarin voorkomende tafel is geheel gelijk aan die in de eerste uitgave. Dat de waarden voor het amplitudo in de tafel van blaeu - voor zover zij zijn gegeven voor de volle graden der declinatie - overeenstemmen met die der andere, hier genoemde tafels, wil niet zeggen dat blaeu de waarden afschreef. Het zijn alle uitkomsten van een bepaalde formule, die allen moesten toepassen. Als gezegd was blaeu's cijferwerk zeer veel uitvoeriger. Het is mogelijk dat blaeu de boeken van lavanha of de najera heeft gekend, maar het feit, dat hij het bijzondere woord 'breedte' gebruikte zoals lavanha dit deed - is hiervoor geen bewijs. Men komt toch bij ons dit woord al tegen in aelbert haeyen's Corte Onderrichtinge van 1600, die als definitie voor Amplitudo geeft: „dats die breedde der Sonnen, die zij in den Horizon rijst of daelt" 7. robert hues 8 spreekt van „de opgaende en ondergaende Amplitude ofte wijdde" en hij leert deze boog bepalen met behulp van meten op een globe. Neen, gewaagd is het niet om aan te nemen, dat blaeu op grond van zijn wiskundige kennis en bekendheid met de behoeften der zee- vaart, volkomen in Staat is geweest om zijn Luiwagen te scheppen, waarin door becijfering werd bereikt hetgeen robert hues door meting op de globe wist te doen. Voor wie met een tafel kon omgaan was blaeu's methode sneller en nauwkeuriger. Wij zullen de vraag over de oorspronkelijkheid van zijn werk niet kunnen beant- woorden. Van meer belang is het met een enkel woord te wijzen op het nut dat zijn werk heeft opgeleverd. blaeu verschafte aan de in zijn tijd niet-wetenschappelijk ontwikkelde zeeman de mogelijkheid om uit een waarneming in de kirn de miswijzing van zijn kompas te bepalen, waardoor hij onafhankelijk werd van de dubbele waarneming, die kon mislukken. De miswijzing van zijn kompas kennende wist hij in welke richting zijn schip zieh verplaatste en was hij in Staat om koersen en peilingen in de zeekaart af te zetten, op de juiste wijze ten opzichte van de meridiaan. De zeeman verza- melde kennis omtrent de grootte van de variatie op de wereldzee, welke kennis in kaarten en leerboeken werd vastgelegd, ten gerieve van iedere varensman. Aldus heeft blaeu's Luiwagen de navigatie en de veiligheid ter zee bevorderd. Bovendien heeft Willem janszoon de wetenschap gediend; want, als gevolg van het eenvoudige systeem is het de zeeman gemakkelijker gemaakt om materiaal te verzamelen, dat het onderzoek naar het aardmagnetisme is ten goede gekomen. Van het resultaat van dit over eeuwen lopend onderzoek profiteert heden nog een ieder, die met een magnetisch kompas de zee bevaart. 376 NOTEN 1. Merkwaardig is dat deze slotpassage van het hoofdstuk niet voorkomt in de Hollandsche editie van 1620. Maar genoeg is dat de medewerking van de zeeman blijkt uit de tekst van de titel- pagina. 2. Peilen van een punt is het bepalen van de richting van de gezichtslijn over dat punt. Hiertoe K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968) Nr. 4

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1968 | | pagina 10