gen) in inkt op de film tekenen. Deze komen dan uiteraard mee over op de licht-
druk.
De reproduktie via lichtdruk heeft veel kwaliteitsverlies tot gevolg en de vraag
lijkt gewettigd waarom niet een vastlegging op halftoon film in de vorm van een
negatief wordt gemaakt, opdat afdrukken van veel betere kwaliteit op bromide-
papier vervaardigd kunnen worden. De prijs zal heel wat hoger liggen, maar als
men veldwerk gaat verrichten aan de hand van een op deze wijze gereproduceerde
fotokaart zal een tijdwinst van enkele uren veldwerk ruimschoots het verschil in
kosten goedmaken. Bovendien zal de gebruiker zijn arbeid met meer plezier ver
richten.
Uiteraard kunnen fotokaarten ook worden gedrukt, maar deze reproduktie-
methode zal alleen lonend zijn als een groot aantal (b.v. 200 of meer) van een
fotokaart-blad nodig is. Door middel van een zeer fijn raster (minimaal 70-lijns)
kan men het halftoonbeeld op de drukplaat vastleggen, waarna het drukken op
hoogwaardig kunstdruk-papier kan volgen. De kosten hiervan zullen echter voor
vele doeleinden wel te hoog liggen; de rentabiliteit dient ook hier goed te worden
getoetst.
De vraag of een gedrukt fotokaartwerk werkelijk rendabel is, komt naar voren
als men leest over de vervaardiging van de Zweedse economische kaart op de
schaal 1:10 000 [6]. Uit het oogpunt van efficientie lijkt het moeilijk verdedigbaar
om een dergelijke kaart, die als fotokaart is uitgevoerd, voor zo'n groot land te
produceren. Het lijkt eerder gewettigd aan te nemen, dat de kosten voor de pro-
duktie van deze kaart de opbrengsten ver zullen overschrijden. Hieruit blijkt wel
dat de Zweedse autoriteiten veel over hebben voor de kaartvervaardiging! Wat
niet van iedere regering gezegd kan worden.
De bruikbaarheid en de toepassingsmogelijkheden van fotokaarten hangen in
hoge mate van de schaal af. Het is niet goed denkbaar dat een fotokaart op een
schaal kleiner dan 1 80 000 nog bruikbaar is. Bij proefnemingen door de OEEPE
(Europese Organisatie voor Experimentele Fotogrammetrische Onderzoekingen)
is gebleken dat foto-interpretatie ten behoeve van (topografische) kaartering foto's
op schaal 1 80 000 of groter vereist.
De toepassingsmogelijkheden hangen op de volgende wijze met de schaalkeuze
samen: voor stedebouwkundige, cultuurtechnische en soortgelijke doeleinden zal
een schaal 1 5 000 of groter gewenst zijn; voor een gedetailleerde inventarisatie
van de bodem en bodembegroeilng is een schaal 1 10 000 tot 1 20 000 nodig;
voor geologisch onderzoek is een schaalkeuze tussen 1 25 000 en 1 40 000 vol-
doende. Indien de kaart moet dienen als basis voor overzichtkaarteringen (inven
tarisatie van natuurlijke hulpbronnen in ontwikkelingslanden), dan kan wellicht
met een nog kleinere schaal, b.v. 1 50 000, worden volstaan.
Bij de samenstelling van iedere fotokaart zal de relatie tussen schaal en doel van
de kaart steeds terdege in het oog gehouden moeten worden. Een bijzonder
lezenswaardige bijdrage is in dit verband de Studie van schweissthal [9].
De fotokaart bezit echter ook nadelen ten opzichte van de klassieke lijnenkaart.
De vele gegevens die de lijnenkaart bevat als resultaat van terreinverkenningen en
Orthofoto-fotokaart
477
HET GEBRUIK VAN FOTOKAARTEN
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968)