vakkundige foto-interpretatie moet de fotokaart ontberen. Vele gebruikers zullen bijvoorbeeld de wegenclassificatie node kunnen missen, terwijl ook het verschil in bodemgebruik en -begroeiing (bouwland, weiland, bos, heide, moeras) lang niet voor iedereen zonder meer uit de fotokaart te lezen zal zijn. Bovendien zal men op de totokaart ook de kartografische bewerkingen, zoals generalisatie en vertekening, helaas moeten ontberen. Door deze bewerkingen wordt de leesbaarheid van de lijnenkaart sterk verhoogd. Om bovengenoemde redenen kan beslist niet algemeen worden gesteld, dat fotokaarten altijd te prefereren zijn boven klassieke kaarten. Tijdens het inter nationale fotogrammetrische congres te Lausanne (juli 1968) werd dit nog beves- tigd door radlinsky (U.S.A.), die kan bogen op een 15-jarige ervaring in de produktie en het gebruik van fotokaarten. In ieder geval zal men nauwkeurig moeten nagaan of deze kaarten aan het gestelde doel voldoen. Om de nadelen van de fotokaart enigszins te compenseren is in de Verenigde Staten een procede ontwikkeld, waarbij het fotobeeld wordt voorzien van lijn- en vlakfiguraties. Het totobeeld wordt op fotomechanische wijze ontleed en omge- vormd tot een foto-lijnenbeeld en voorts aangevuld (door middel van graveer- arbeid) met topografische gegevens, die gebaseerd zijn op foto-interpretatie of terreinverkenning. Dergelijke kaarten noemt men wel pictomaps /Photographie Image conversion by Zonal maskin g /»rocedures). Deze pictomaps zijn zeer snel te produceren en leveren de gebruiker, die niet zo vertrouwd is met de luchtfoto, veel informatie, mits vakkundig is gewerkt. Ze zullen echter nooit de lijnenkaarten kunnen vervangen. De Amerikanen stellen zelfs, dat ze slechts voor 5 van hun land te verkiezen zijn boven klassieke kaarten. Deze 5 betreffen dan moerasgebieden e.d., waar het fotobeeld meer kan bieden dan de lijnenkaart. Om de fotokaarten goed in te voeren is het nodig dat reeds bij het onderwijs in de hoogste klas van de lagere school en bij het voortgezet onderwijs de leerlingen met luchtfoto s vertrouwd worden gemaakt. Dit is vooral van belang in ontwikke- lingslanden, waar men wellicht meer te maken krijgt met fotokaarten dan in de Europese landen. Bovendien moet getracht worden de deskundigen in deze landen te overtuigen van het teit, dat ze niet moeten proberen de Europese kaarteringsmethoden te kopieren. De ontwikkeling van de kaarteringstechnieken heeft in Europa tot gevolg gehad, dat thans nog eisen aan kaarten worden gesteld, die voorkomen uit de vaak inefficiente en tijdrovende terrestrische methoden. De ontwikkelingslanden hebben juist het grote voordeel dat ze direct de moderne methoden kunnen gaan gebruiken. Ze dienen hun behoeften af te stemmen op hun eigen land en niet bij de opzet van een topografische kaartering te denken aan lijnenkaarten op grote schaal (1 10 000 t/m 125 000), zoals die in vele Europese landen bestaan. Fotokaarten op deze schalen zullen vaak uitstekend in de (eerste) behoefte voor zien. Het zal duidelijk zijn dat fotokaarten uitmuntende diensten kunnen bewijzen en daarom beslist meer aandacht verdienen dan ze tot heden kregen. De toepassing van nieuwe en de aanpassing van reeds bestaande fotogrammetrische, karto grafische en reproduktie-technieken biedt op dit terrein veel mogelijkheden. 478 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II 1968)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1968 | | pagina 108