Beroepsopleiding Het wordt tijd dat de identiteit wordt onthuld van de specialist die in dit over- zicht als kartograaf te boek Staat. Daarover bestaat zoals bekend geen communis opinio. Volgens de opvattingen van Commission I van de ICA, die zieh sedert 1964 op het thema beroepsopleiding concentreert, dient de beroepskwalificatie karto graaf gereserveerd te worden voor hen 1. die opgeleid zijn op basis van een hoofd- vak kartografie en zuiver kartografische werkzaamheden - zuiver in de zin van de ICA-definitie van kartografie - verrichten; 2. die uit hoofde van hun funetie 75% van de dagtaak aan zuiver kartografisch werk besteden. Deze groep kartografen dient wel onderscheiden te worden van hen in wier opleiding de kartografie geen hoofdvak doch wel een nevenvak heeft gevormd en die niet overwegend op karto grafisch terrein werkzaam zijn. Onder hen ressorteren specialisten die incidenteel als kaartredacteuren werkzaam zijn en verder al degenen die de kaart als visueel hulpmiddel gebruiken, hetzij bij het onderwijs, hetzij in het onderzoek, zoals sociaal- en economisch geografen, geomorfologen, bodemkundigen, militairen, enz. Het is duidelijk dat de groep beroepsbeoefenaren in wier opleiding de karto grafie nauwelijks of in het geheel niet voorkomt, doch die daarmede in hun werk- kring wel in aanraking komen, in het geheel geen aanspraak meer op de kwalifica- tie kartograaf kunnen maken. Tot deze groep behoren uitgevers van atlassen en geografische werken, bibliothecarissen, documentalisten, reproduktietechnici, enz. De 'zuivere' kartografen werden op de ICA Conferentie te Amsterdam in 1967 door de heer s. de brommer, Directeur de l'Ecole des Sciences Geographiques te Parijs, voorzitter van genoemde commissie, in 4 groepen onderverdeeld. Aangepast aan Nederlandse verhoudingen komt zijn indeling op het volgende neer: 1. Uni- versitair gevormde kartografen. Zoals bekend zijn er slechts enkele universiteiten ter wereld waar graden in de kartografie worden verleend 5. De Nederlandse behoren hier niet toe. 2. Academisch gevormde geografen en geödeten die zieh op basis van hun Studie, waarin kartografie als bijvak is vertegenwoordigd, in de praktijk op kartografisch terrein hebben gespecialiseerd. Voor zover zij ongeveer 75% van hun dagelijkse arbeidstijd kartografisch werkzaam zijn, hebben zij recht op de aanduiding kartograaf. 3. Kartografen in de engere zin des woords en 4. Karto grafische tekenaars en leerlingen tekenaars. Deze indeling wint in duidelijkheid wanneer de funeties die door deze categorieen worden bekleed in de beschouwing worden betrokken. De groepen 1 en 2 houden zieh bezig met het maken van ont- werpen, met onderzoek, documentatie en onderwijs, terwijl bij hen de algemene leiding van de werkzaamheden berust. De eigenlijke kartografen (categorie 3) zijn belast met de uitgifte der werkzaamheden en met de controle op de voortgang daarvan. Zij zijn verantwoordelijk voor het persklaar maken van de originelen. Tenslotte houden zij zieh bezig met die werkzaamheden waarvoor bijzondere vak- bekwaamheid is vereist zoals bijv. reliefschaduwing. Men kan zonder aarzeling stellen dat deze groep in het proces der kaartvervaardiging een centrale plaats in- neemt. De 'eigenlijke' kartograaf is de man met de brede middelbare opleiding die de taal van zowel geodeet of kaartredacteur als van tekenaar verstaat. Hij dient een rijke ervaring te combineren met een onmiddellijke verantwoordelijkheid en alert- heid t.a.v. het directe bedrijfsgebeuren. Categorie 4 tenslotte verricht normale tekenwerkzaamheden als het aanbrengen van de trek, het schrift enz. Nu de categorien kartografen zijn geidentifieeerd kan de opleidingsprocedure ter Tiert jaren Kartografische Sectie 1958- 68) 393 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1968 | | pagina 13