hand worden genomen. Zoals bekend heeft de KS zieh reeds in een vroeg Stadium
van haar bestaan met veel enthousiasme geworpen op het vraagstuk van de vak-
opleiding van kartografen en kartografische tekenaars. Men kan zelfs stellen dat
de wens te komen tot een algemeen aanvaardbare opleiding voor beide categorieen
een van de belangrijkste drijfveren van de oprichting van de Sectie is geweest.
In 1959 werd de 'Commissie voor de bestudering van de vakopleiding voor kaart-
tekenaars en kartografen' ingesteld die o.l.v. de heer m. j. j. flink Ing., van de
Meetkundige Dienst van de Rijkswaterstaat, zieh in 1960 in een enquete tot
alle kartografische diensten en bedrijven richtte met het doel gegevens over be-
staande bedrijfsopleidingen te verzamelen en de belangstelling voor een uniforme
opleiding te peilen. Op basis van deze enquete werd een drietal opleidingschema's
opgesteld nl. voor 1. kartograaf landmeetkundige richting, 2. kartograaf geogra-
fische richting en 3. kartografisch tekenaar, welke wederom, thans voor advies en
inspraak, aan geinteresseerde bedrijven werden voorgelegd. In de loop van 1963
verkregen deze studieprogramma s hun definitieve vorm, waarna zij in het Kaart-
bulletin werden gepubliceerd. Onder dankzegging voor de belangrijke diensten
werd de Commissie Flink vervolgens van haar taak ontheven. In de strijd om de
vakopleiding was een eerste mijlpaal bereikt.
Belangrijk gecompliceerder was de 2e fase, waarbij de uitwerking van de studie-
programma's tot aanvaardbare leerstof centraal stond. Daar inmiddels uit overleg
met de inspectie te Den Haag was gebleken dat het niet mogelijk zou zijn de voor-
gestelde vakopleidingen onder te brengen bij het Nijverheidsonderwijs, werd in
1964 besloten schriftelijke cursussen samen te stellen, door een van de bestaande
onderwijsinstellingen op dit terrein aan belangstellenden te presenteren. De uit-
voering van dit plan werd opgedragen aan een speciale Redactiecommissie, waar-
van de heer flink wederom bereid bleekt de leiding op zieh te nemen. In 1964
maakte de nieuwe commissie bekend te zullen beginnen met de cursus voor kaart-
tekenaar bestaande uit 1. een theoretisch deel van 35 schriftelijke lessen 8-10
paginas in de vakken 1. landmeetkunde, 2. kennis van gereedschappen en
materialen, 3. kartografie, 4. geografie en 5. reproduktieleer en 2. een praktisch
gedeelte dat uit 100 opgaven kaarttekenen zal bestaan. Vooropgesteld zij dat
Bestuur zowel als Redactiecommissie zieh bewust zijn geweest van de bezwaren
van schriftelijke tekenlessen doch er was geen alternatief.
De Commissie Flink kreeg het zwaar te verduren. Alras ondervond zij dat het
uiterst moeilijk was binnen de beperkte groep van daarvoor in aanmerking
körnende specialisten auteurs te vinden, bereid tegen een weinig aantrekkelijke
honorering tientallen lessen te schrijven. Enige malen sedert 1965 scheen een team
van medewerkers te zijn gevonden doch telkens weer trokken verscheidene hunner
zieh na aanvankelijke toezegging terug, terwijl anderen het vereiste peil der lessen
niet voldoende bleken aan te voelen. Op drie achtereenvolgende ledenvergaderingen-
KS moest over de vorderingen in de sector Vakopleiding in negatieve zin gerap-
porteerd worden. Het stemt tot grote voldoening dat de Commissie Flink ondanks
alle tegenspoed haar mandaat niet heeft teruggegeven en dat de leden tenslotte
ten einde raad, zieh zelve als auteur beschikbaar hebben gesteld. Te weinig hebben
de critici zieh wellicht gerealiseerd dat met name de lessen in de Kartografie en
Geografie ab initio, van de grond af, zonder gebruik te kunnen maken van be
staande leerboeken dienen te worden geconcipieerd. Ook de moeilijkheden de
Tienjaren Kartografische Sectie (1958- 68)
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968)