Voorts mocht de Sectie zieh in de warme belangstelling Verheugen van de Topo-
grafische Dienst te Delft, hetgeen zonder aarzeling kan worden toegeschreven aan
de huidige directeur, de heer w. f. den hengst, bestuurslid sedert 1959, die een
gunstig klimaat wist te scheppen voor een vruchtbare partieipatie zijner mede-
werkers, hetzij als auteur, hetzij als spreker of redacteur. Het is duidelijk dat de
morele en daadwerkelijke steun van s lands grootste karteringsorganisatie voor
de ontwikkeling der KS van grote betekenis is geweest.
Grote waardering past ons tenslotte jegens de besturen van het KNAG, achter-
eenvolgens onder de voorzitters Prof. Dr. Ir. f. a. van baren en Prof. Dr. j. p.
bakker die de kartografen in Staat stelden in een beschermde omgeving te starten
en hun vervolgens op royale wijze de faciliteiten voor een verdere ontwikkeling ver
schaffen. Het is duidelijk dat deze continue dienstverlening voor de groei der Sectie
van onschatbare betekenis is geweest. Als tegenprestatie voor dit decennium van
gastvrijheid heeft het KS-bestuur gezocht naar een duurzaam bewijs van erkente-
lijkheid waarin alle KNAG-leden zouden kunnen worden betrokken. Na rijp be-
raad is de keuze gevallen op een uit Sectiefondsen gefinancierde extra-aflevering
van het GT, waarvan hier thans een exemplaar ter tafel ligt. Dit lustrumnummer
dat gedrukt is in een oplage van 2800 exemplaren zal onder alle KNAG-leden
worden verspreid. Het onderscheidt zieh van een gewone GT-aflevering doordat
de rubriek Mededelingen van de Kartografische Sectie normaliter 16 pagina's
thans het gehele tijdschrift inneemt. Het KS-bestuur steh er tenslotte prijs op dit
geschenk te doen vergezellen van de boodschap dat naar het bescheiden oordeel
der kartografen de symbiose met het Genootschap aan de verwachtingen heeft
beantwoord en waard is te worden gecontinueerd!
De Kartografische Sectie telt thans omstreeks 375 leden, waaronder 50 institutio-
nele leden. Het lijkt voorbarig naar het voorbeeld der economen als tegenkant van
de verheugende groei de overlasteffecten daarvan in beschouwing te nemen. Toch
is daartoe aanleiding. In toenemende mate blijken zieh nl. in binnen- en buiten-
land onder kartografen twee interessensferen af te tekenen, de geodetisch-topo-
grafische en de geografisch-thematische richting. Deze differentiatie draagt de kiem
van een verzuiling in zieh die, indien niet tijdig onderkend, een gevaar inhoudt
voor wat in 1958 tot stand werd gebracht. Persoonlijk ben ik de stellige mening
toegedaan dat de communicatie tussen topo-kartografen en karto-geografen, die
zieh beide bewegen in een gecompliceerd veld van onderlinge afhankelijkheid, dient
te blijven bewaard. Een vluchtige verkenning van de actuele problemen zoals mathe-
matisering der generalisatie, revisie en automatisering, die geen halt maken aan de
grens van de topografische kartografie, leert dat gemeenschappelijke aanpak ge-
boden blijft. Tegen de achtergrond van deze problematiek is het KS-bestuur bij-
zonder verheugd dat de heer Ir. p. j. bakker, Hoofd van de Afdeling Landmeten
en Kartografie der Gemeente Amsterdam, bereid is gevonden gedurende de
periode 1968—'72 het voorzitterschap te bekleden. Ir. bakker combineert een grote
ervaring op het terrein der Stadskartografie, op zieh zelf reeds een overgang tussen
topografische en thematische kartografie, met een duidelijk inzicht in de betekenis
van de thematische kartografie. Hij vormt als zodanig bij uitstek de geschikte
figuui de eenheid in de Sectie te bewaren. Hern een boodschap mee te geven zou
een onderschatting van zijn rijke bestuurservaring betekenen. 1k ben er van over-
tuigd dat de Sectie onder zijn bekwame leiding een goede toekomst tegemoet gaat.
396
Tien jaren Kartografische Sectie 1958-68)
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968)