Men zie voor deze eisen b.v. de recentelijk versehenen Grosser Weltatlas van Haack. De kaarttekens Kartografie is een grafische taal die zieh bedient van Symbolen, punten, lijnen en vlakken. Op een kaart heeft elke lijn, elke stip, elke kleur, elk gebruikt lettertype een van te voren vastgestelde betekenis. Om een kaart te kunnen gebruiken moet men dit kartografische alfabet' goed kunnen lezen, evenals een kind, dat leert lezen, zijn normale alfabet moet kennen. Dit kartografische alfabet vindt men in de legenda (lat. legenda wat gelezen moet worden). Bij elke kaart of groep van kaarten hoort dus een legenda. Heiaas bestaat op het gebied van de kartografische Symbolen nog een grote en vaak on- nodige vwscteidcnlieid. Ieder land gebruikt zijn eigen Signaturen en is vaak niet bereid de oude vertrouwde Symbolen los te laten voor eenvoudiger en beter lees bare tekens. Binnen de landsgrenzen geldt hetzelfde voor de atlassen van verschil- lende uitgevers. In deze grote verscheidenheid de nodige orde en normalisatie te brengen wordt een karwei van zeer lange duur. De leerhng dient de tekens grondig te kennen. Hij moet er mee vertrouwd raken als met de gewone leestekens. Dit kan alleen bereikt worden door het maken van veel, zo mogelijk schriftelijke oefeningen. Pas dan kan hij het volle profijt trekken van een kaart. Doel en kern van al dit werk is tenslotte de beantwoording van de vraag die de Weense kartograaf strzygowski zo kernachtig heeft geformuleerd„Was'ist und wo hegt es? Een leerhng, die dit vlot en in goed Nederlands kan zeggen of op- schryven, kan zijn atlas goed hanteren. Hij behoeft niet alles te weten, maar aan de hand van de atlas kan hij een antwoord geven op het gevraagde. „Gebildet ist er, der weiss, wo er findet, was er nicht weiss" schreef eens de Duitse wijsgeer en SOCloloog GEORG SIMMEL. Het relief De weergave van het relief is voor de kartograaf een moeilijk probleem, de inter- pretatie ervan voor geograaf en leerling eveneens. Het aanbrengen van het relief op een kaart voert terug op de algemene problematiek om de derde dimensie weer te geven in het platte vlak. Het relief moet worden aangegeven in een grafische K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968) 416 Kaart en atlas bij het voortgezet onderwijs Graadnet1Op de kaart moet de gebruikte projektie worden vermeld. 2. De meest voorkomende projekties moeten kort worden behandeld. 3. Voor elke kaart moet de meest doelmatige projektie worden gekozen. 4. Tussen binnen- en buitenkader dienen te worden opgenomen de lengten der af- nemende parallelgraden. ^VCTS tUSfn en buitenkader opnemen de namen van plaatsen in andere anden, die op dezelfde lengte of breedte liggen als plaatsen op de betreffende kaart 'S erntH° 5 kaart"°nentatic- Wie weet b.v. dat Valparaiso meer oost- c h i ^aarts en FreemantIe meer westwaarts dan Makassar? acnaal1. Op elke kaart moet de gebruikte schaal worden vermeld 2. Er behoort de nodige uniformiteit in de schalen te bestaan. Kaarten van dezelfde soort behoren zoveel mogelijk op dezelfde schaal te worden getekend, zodat ze onder- ling vergehjkbaar zijn. 3' Iw'?6 moeten de schalen goed bruikbaar zijn, het verkleiningsgetal moet ge- makkehjk te hanteren zijn.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1968 | | pagina 42