toch beter was geweest. Het meest instructief zijn vaak de onvolkomenheden en de aanvankelijk gemaakte fouten en de wijze waarop zij in veel gevallen nog konden worden verbeterd. Welke thematische kaarten hören thuis in een nationale atlas? Het terrein van de thematische kartografie is vrijwel onbeperkt: er is haast geen verschijnsel in de natuur of in de menselijke samenleving waarvan de verspreiding niet in de vorm van een kaart, of als men wil een kartogram, kan worden afgebeeld. Slechts een deel hiervan is geografisch van belang en een nog veel kleiner deel komt voor opneming in een nationale atlas in aanmerking. Men zou verwachten dat de inhoud van de atlas voordat deze begon te verschijnen definitief was vastgesteld. Toch is dat niet het geval. Er bestaat wel een voorlopige inhoud 3, die, zelfs in zijn voorlopige vorm, het resultaat van uitvoerig overleg is. Dit is trouwens al vroeg begonnen: in de jaren dertig is door de zg. 'kleine commis sie' voor de atlas, waarin o.a. boerman en schokkenkamp stuwende krachten wa ren, een ontwerp-inhoud voor 150 bladen gemaakt, wat naderhand tot 107 bladen is teruggebracht. Door allerlei oorzaken komt hier echter nog voortdurend verandering in. Bij het samenstellen kan blijken dat de gegevens voor een geprojecteerde kaart nog zo onzeker zijn dat zij voor een atlaskaart onvoldoende zijn, ot dat zij zo weinig regio nale verschillen vertonen dat ze geografisch niet belangwekkend zijneen aanvanke lijk niet opgenomen verschijnsel kan intussen in belang zijn toegenomen zodat een andere kaart hiervoor moet wijken, of een kaart blijkt een kleinere schaal te kunnen verdragen zodat deze met een andere tot een blad kan worden gecombineerd. De commissie voor nationale atlassen van de Union Geographique Internationale heeft een standaard-inhoud opgesteld die zowel 'verplichte als facultatieve kaarten bevat (salichtchev 1960a, b). Elk land vertoont in zijn nationale en regionale atlas sen echter wel afwijkingen hiervan (lehmann 1959, yonge 1957, 1962, salichtchev 1963), zo ook Nederland. Uiteraard ontbreken bij ons kaarten over vulkanisme, ertsmijnbouw en analfabetisme, terwijl er veel meer zijn op het gebied van de wa- terbeheersing en de planologie. Een groep van verschijnselen zal men, misschien met enige verwondering, in onze atlas missen, nl. de culturele verschijnselen (toneel, musea, muziek etc.), hoewel deze tot de 'verplichte' onderwerpen behoren volgens de standaard-inhoud van de U.G.I.-commissie en ook wel voorkwamen in een vroegere ontwerp-inhoud. De reden van dit weglaten ligt zowel in de onvolledigheid van het cijtermateriaal als in het slechts betrekkelijke geografische belang. Er kunnen van velerlei culturele ver schijnselen zonder veel moeite verspreidingskaarten gemaakt worden van de in- stellingen (schouwburgen, musea, concertzalen enz.), soms met hun aantallen be- zoekers, maar niet van de herkomst van degenen die er gebruik van maken, dus van de eigenlijke cultuurspreiding. Dit blijkt bv. uit de Studie van voster (1967) aan wie het slechts gelukt is om van gesubsidieerde abonnementsvoorstellingen in een klein aantal plaatsen gegevens over de herkomst van de bezoekers te verzamelen. De verspreiding van de instellingen zelf levert meestal geen boeiend beeld op, ze zijn in het algemeen beperkt tot de grotere plaatsenvoor de musea komt er nog een toevalsfactor bij voor zover ze buiten de Steden zijn gevestigd in kasteien, landgoe- deren enz. (fig. 1). Verspreidingskaarten van instellingen kunnen daarnaast natuur- Thematische kaarten in de Atlas van Nederland K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1968 | | pagina 47