Aansluiting bij het KNAG De aansluiting van de KS bij het KNAG vraagt om toelichting. Op zichzelf beschouwd is het niet verwonderlijk dat een jonge vereniging de beschermende paraplu opzoekt van een geestverwante, gevestigde organisatie. Daar het meren- deel der initiatiefnemers uit de geografie afkomstig was, ligt het ook voor de hand dat in dit geval in de eerste plaats aan een geografische groepering werd gedacht. Geografie en kartografie zijn van oudsher hecht verbonden. Enerzijds vormt de kaart in het geografisch betoog een onmisbaar element, anderzijds kan de karto grafie pas goed gedijen indien zij zieh van stimulansen en impulsen van geogra fische zijde verzekerd weet. Een affiliatie tussen geografen en kartografen scheen dus bij voorbaat voor beide partijen vruchtbaar. En waar zou deze bescherming beter gevonden kunnen worden dan bij een organisatie die aan haar hoogste wetenschappelijke onderscheiding de naam van petrus plancius verbond, een organisatie die zieh 30 jaar beijverde (1908—'38) voor de totstandkoming van de Atlas van Nederlandsch-Indie, die zieh inzette voor de Wetenschappelijke Atlas van Nederland en die als bezitster van een der rijkste kaartenverzamelingen van het land bekend stond. Het zal duidelijk zijn dat niet alle initiatiefnemers t.a.v. het KNAG door ideele motieven werden bewogen. De pragmatici koesterden in de eerste plaats de ver- wachting dat een kartografische organisatie - ik citeer uit een schrijven van de Remagengroep van 25 maart 1958 aan het KNAG - „bij een samengaan met en gebruikmakend van naam en faciliteiten van het Genootschap zieh betrekkelijk snel zou kunnen ontwikkelen". Onder hen bestond echter een zekere beduchtheid dat 1. beroepskartografen, veelal van geodetische huize, en kaarttekenaars zieh minder goed thuis zouden gevoelen in een geografische vereniging en 2. dat van het KNAG wel belangstelling voor de geografische kartografie, in veel mindere mate echter voor de topografische kartografie en nauwelijks voor de reproduktietechniek kon worden verwacht. Voor hen was het daarom duidelijk dat een aansluiting bij de geografen alleen kans van slagen had, indien aan de KS een grote mate van autonomie werd verleend, culminerend in 1. de mogelijkheid voor niet-KNAG- leden tot de Sectie toe te treden, 2. een zelfstandig, zij het dan gecoördineerd, beleid en 3. een eigen financieel beheer. Het stemt tot grote voldoening dat de onderhan- delingen met het KNAG in de jaren 1957—'58 resulteerden in een vorm van samen gaan die aan deze Verlangens tegemoet kwam en de basis legde voor een vruchtbare symbiose. Bij de fusie der geografische verenigingen die haar beslag vond op 1 januari 1967, werd de bijzondere positie van de KS in de Statuten KNAG-Nieuwe Stijl vastgelegd. De KS als opleidingsinstituut De schrijver viruly heeft in een van zijn bespiegelende reisschetsen opgemerkt dat „le bonheur n'est que dans les gares" of anders gezegd, alleen op het moment van het vertrek is het geluk van de reiziger optimaal. Een uur later zal het alweer geluwd zijn, omdat reizigers nu eenmaal mensen zijn en mensen Optimisten en als zodanig aspirant-teleurgestelden. Voor het Bestuur van de KS was deze kort- stondige extase zelfs niet weggelegd. Werden de Duitse kartografen te Remagen in 384 K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II 1968)

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Kartografie | 1968 | | pagina 4