bladen; in verreweg de meeste gevallen heeft men vrij in het wit staande kaarten
gemaakt ('Inselkarten') soms in een esthetisch niet geheel bevredigende rangschik-
king.
In de meeste kartogrammen zijn de gemeente- of arrondissementsgrenzen inge-
tekend. Om de orientering in deze wirwar van vaak meer dan 1000 grotere en
kleinere gebiedjes mogelijk te maken is een grenzentekening met ingeschreven
gemeentenamen op transparantfolie bijgevoegd. Jammer genoeg is deze 'overlay'
slechts te gebruiken voor de kaarten van de Region in de grootste uitvoeringvoor
de veel talrijkere kleine kartogrammen bestaat een dergelijke transparant niet, zodat
het terugvinden van afzonderlijke gemeenten op de kaarten zeer bemoeilijkt wordt.
Dit bezwaar wordt nog vergroot, doordat men ervan heeft afgezien om in de karto
grammen, door het intekenen van enkele topografische gegevens (de loop van de
Seine en de Marne zou zieh hiervoor uitstekend hebben geleend), een zekere mate
van orientering mogelijk te maken. Nu kijkt vooral de niet-Franse gebruiker
vaak onthutst tegen een spinrag van gemeentegrenzen aan, waarin soms zelfs de
stad Parijs nauwelijks terug te vinden is. Ook een markering van de grenzen der
verschillende zones zou reeds veel hebben geholpen. Hier en ook eiders ontkomt
men niet geheel aan de indruk, dat een aantal kaarten min of meer op twee ge
dachten hinkt. De opzet is enerzijds klaarblijkelijk geweest een op grond van het
statistisch grondmateriaal zo exaet mogelijke weergave van hoeveelheden, per-
centages, indices enz., waarbij een hoge mate van 'meetbaarheid' werd nagestreefd,
getuige de in de legenda van vele kaarten bijgevoegde, logarithmisch verlopende
radii der in het kartogram getekende schijven, cirkels e.d.; anderzijds maakt de
vaak kleine schaal dezer kartogrammen het enigszins exaet nameten van deze
schijven e.d. echter vrijwel onmogelijk, zodat - wanneer men voor een bepaalde
gemeente of arrondissement een numeriek gegeven min of meer nauwkeurig wil
bepalen - men toch genoodzaakt is zijn toevlucht te nemen tot het statistisch grond
materiaal. In vele gevallen zou een indeling in grootteklassen voor de verschillende
(meestal door schijven of cirkels weergegeven) grootheden vaak beter hebben
voldaan dan het gebruik van logarithmisch in grootte toenemende figuren, die
vooral bij hogere waarden optisch nauwelijks van elkaar zijn te onderscheiden.
Bij een poging om een verdeling te maken tussen geslaagde en minder geslaagde
bladen (uiteraard steeds een zeer subjectieve aangelegenheid) gaat de belangstel-
ling van de recensent - en vermoedelijk ook die van de gebruiker van de atlas -
het sterkst uit naar de 'synthetische' kaarten, d.w.z. die kaarten, waarop men ver
schillende relevante verschijnselen in hun onderlinge relatie heeft trachten weer te
geven of waar men tot typegebieden (economische, industriele, agrarische, cultu-
rele enz.) tracht te komen. Van deze kaarten zijn er een aantal in de atlas opgeno-
menzij vormen a.h.w. in elke sectie de 'knooppunten' of recapitulaties van veel
voorafgaand analytisch materiaal. Te zeggen dat al deze bladen zonder meer ge-
slaagd zijn zou m.i. onjuist zijn, al is het duidelijk, dat juist deze bladen de kaart-
redacteur voor verreweg de grootste problemen hebben gesteld.
Zeer duidelijk blijkt dit bv. uit het feit, dat men zieh genoodzaakt heeft gezien de
kaart, waarop de totale industriele activiteit in de gehele Region samenvattend
wordt voorgesteld, a.h.w. als een verrekijker uit te schuiven door op de kaart van
de gehele Region het agglomeratiegebied wit te laten en dit - uitvergroot tot een
geheel blad - op een tweede kaartblad weer te geven, terwijl men daarop deze be-
werking voor de stad Parijs nog eens diende te herhalen. Zelfs op deze wijze kon
De Atlas de Paris et de la Region parisienne'
437
K.N.A.G. Geografisch Tijdschrift II (1968)